Examples of using "أذهب " in a sentence and their dutch translations:
Ik zal gaan.
Ik ga elk jaar.
Hij liet me gaan.
Ik moet gaan.
Laat me alleen gaan.
Ik ga naar school.
Ze lieten mij gaan.
In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.
Dus je wilt naar de oase?
Ik moet naar huis gaan.
Ik moet naar de moskee gaan.
Ik wil naar Japan gaan.
Ik ga elke ochtend naar school.
Ik wil naar school gaan.
Ik wil naar Tokio gaan.
Ik moet nu gaan.
Voordat ik ga gooi ik deze naar beneden.
Dus je wilt dat ik de mijngang in ga?
Ik ga.
Ik moet nu gaan. Doei!
Ik wil niet naar school.
Ik ga om acht uur naar school.
Ik ga vaak naar haar hol.
Ik moet nu gaan.
Mijn hond gaat overal met me mee.
Twee dingen zal ik altijd onthouden als ik de wildernis in ga.
Ik wil naar Kyoto gaan.
Ik wil naar Tokio gaan.
Ik wil op een dag naar Amerika gaan.
- Ik wil naar huis.
- Ik wil naar huis gaan.
Geweldig. Je wilt de spinnenwebtunnel in? Oké.
Het liet me los en probeerde uit de compound te springen.
Of achter deze boom zitten en gebruiken wat de natuur te bieden heeft?
Ik wil niet naar school.
Ik zet mijn kinderen iedere morgen bij de school af vooraleer ik ga werken.
Wat vind jij? Abseilen... ...of de heuvel af sleeën?
Ik wil naar de hemel gaan, maar ik wil niet sterven om er te geraken!