1. Home
  2. Translation in context
  3. Dutch-Russian
  4. ​​sinaasappel

Translation of "​​sinaasappel" in Russian

0.006 sec.

Examples of using "​​sinaasappel" in a sentence and their russian translations:

- Dat is een sinaasappel.
- Het is een sinaasappel.
- Dit is een sinaasappel.

Это апельсин.

- Wil je een sinaasappel?
- Wilt u een sinaasappel?
- Willen jullie een sinaasappel?

- Хотите апельсин?
- Хочешь апельсин?

- Wilt u een sinaasappel?
- Willen jullie een sinaasappel?

Хотите апельсин?

- Dat is een sinaasappel.
- Dit is een sinaasappel.

Это апельсин.

Pel een sinaasappel.

- Почисти апельсин.
- Почисть апельсин.
- Почистите апельсин.
- Почистьте апельсин.

Geef me een sinaasappel.

- Дай мне апельсин.
- Дайте мне апельсин.

Emily at een sinaasappel.

Эмили съела апельсин.

De sinaasappel is oranje.

Апельсин оранжевый.

Mag ik deze sinaasappel?

Можно мне этот апельсин?

Deze sinaasappel is heerlijk.

Этот апельсин вкусный.

Tom at een sinaasappel.

Том съел апельсин.

Ik at een sinaasappel.

Я съел апельсин.

Deze sinaasappel is zuur.

Этот апельсин кислый.

Dat is een sinaasappel.

Это апельсин.

Wil je een sinaasappel?

Хочешь апельсин?

De vrouw eet een sinaasappel.

Женщина ест апельсин.

Deze sinaasappel is te zuur.

Этот апельсин слишком кислый.

Mag ik deze sinaasappel eten?

- Можно мне съесть этот апельсин?
- Можно я съем этот апельсин?

De sinaasappel ligt op tafel.

Апельсин на столе.

Ik eet een oranje sinaasappel.

Я ем оранжевый апельсин.

Mag ik die sinaasappel eten?

- Можно мне съесть этот апельсин?
- Можно я съем этот апельсин?

- Er ligt een sinaasappel op de tafel.
- Er ligt een sinaasappel op tafel.

- На столе лежит апельсин.
- На столе апельсин.

Er ligt een sinaasappel op tafel.

- На столе лежит апельсин.
- На столе апельсин.

Er ligt geen sinaasappel op tafel.

На столе нет апельсина.

Deze sinaasappel komt van onze boom.

Этот апельсин с нашего дерева.

Ik zal een sinaasappel voor je pellen.

Я почищу тебе апельсин.

Er ligt een sinaasappel op de tafel.

На столе лежит апельсин.

Ik heb een sinaasappel en een appel.

У меня есть апельсин и яблоко.

Er ligt zelfs geen sinaasappel op tafel.

На столе нет ни одного апельсина.

De aardbol heeft dezelfde vorm als een sinaasappel.

Земля по форме похожа на апельсин.

De vrouw verslikte zich in een stukje sinaasappel.

Женщина подавилась долькой апельсина.

Maria vroeg Tom om een ​​sinaasappel te pellen.

Мэри попросила Тома почистить апельсин.

De sinaasappel liet een vreemde smaak achter in mijn mond.

Апельсин оставил странный вкус у меня во рту.

- Mag ik die sinaasappel eten?
- Mag ik die appelsien opeten?

Я могу съесть этот апельсин?

- Het is ook geen sinaasappel.
- Het is ook geen appelsien.

Это тоже не апельсин.

De aarde ziet er van bovenaf uit als een sinaasappel.

- Сверху Земля похожа на апельсин.
- С высоты Земля похожа на апельсин.

- Welke kleur heeft de sinaasappel?
- Welke kleur heeft de appelsien?

Какого цвета апельсин?

Deze vrucht heeft de vorm van een sinaasappel en smaakt als een ananas.

- Этот фрукт имеет форму апельсина, а по вкусу похож на ананас.
- Этот фрукт по форме как апельсин, а по вкусу как ананас.

- Ik hou van sinaasappels, maar ik hou meer van citroenen.
- Ik hou van sinaasappel, maar ik hou meer van citroen.

Я люблю апельсины, но лимоны люблю ещё больше.