Examples of using "“colleague”" in a sentence and their dutch translations:
Mijn collega heeft een collega.
Mijn collega heeft een collega.
Tom is mijn collega.
Hij is mijn collega.
Ik ben een collega van je vader.
Minghui is mijn collega.
Dit is Tom, mijn collega.
Tom is onze nieuwe collega.
Ik ben een collega van Tom.
We hebben een collega in Spanje.
Ik heb je wens vervuld, lieve collega.
Tom is mijn collega en mijn vriend.
Ik ben het helemaal met u eens, mijn beste collega.
De collega die getrouwd is met een Fransman, is naar Parijs.
Tom was een collega van mij voordat ze hem ontsloegen.
wanneer we moeten samenwerken met een collega die we niet mogen --