1. Home
  2. Translation in context
  3. English-Dutch
  4. Time to

Translation of "Time to" in Dutch

0.027 sec.

Examples of using "Time to" in a sentence and their dutch translations:

- It's time to begin.
- Time to begin.
- It's time to start.

Het is tijd om te beginnen.

- It's time to leave.
- It's time to go.
- Time to go.
- It is time to go.
- It's about time to go.

Het is tijd om weg te gaan.

- It's time to be going.
- It's time to leave.
- It's time to go.
- Time to go.
- It is time to go.
- It's time to go now.

Het is tijd om te vertrekken.

- It's time to eat.
- Time to eat!

- Het is etenstijd.
- Aan tafel!

- It's time to begin.
- Time to begin.

Het is tijd om te beginnen.

- It's about time to start.
- It's time to begin.
- It's time to start.

Het is tijd om te beginnen.

- It's time to go.
- It is time to go.
- It's time to set off.

- Het is tijd om weg te gaan.
- Het is tijd om te vertrekken.

Time to reassemble.

Tijd om zich te verzamelen.

Time to offload.

Tijd om uit te laden.

Time to die.

Tijd om te sterven.

Time to eat!

- Het is etenstijd.
- Aan tafel!
- Het is etenstijd!

Time to sleep.

Tijd om te slapen.

- Time to get up.
- It's time to get up.

- Het is tijd om op te staan!
- Het is tijd om op te staan.

- It's time to go.
- It is time to go.

Het is tijd om weg te gaan.

- It's time to leave.
- It's time to set off.

Het is tijd om te vertrekken.

- Time to get up.
- It's time to get up.
- It is time to get up.

Het is tijd om op te staan.

Time to turn in.

Tijd om te gaan slapen.

It's time to separate.

De tijd van het afscheid is gekomen.

It's time to start.

Het is tijd om te beginnen.

It's time to eat.

Het is etenstijd.

Time to get up.

Het is tijd om op te staan!

- I have no time to read.
- I don't have time to read.

Ik heb geen tijd om te lezen.

Time to start supporting ourselves,

tijd om te beginnen met onszelf aan te moedigen

Time to get some rest.

Het is tijd om wat uit te rusten.

Time to feed her family.

Tijd om haar gezin te voeden.

It's time to find food.

Het is tijd om voedsel te zoeken.

There's no time to mourn.

Er is geen tijd om te rouwen.

It's about time to start.

Het is tijd om te beginnen.

It's time to go home.

Het is tijd om naar huis te gaan.

I need time to think.

Ik heb tijd nodig om na te denken.

You have time to think.

Jij hebt de tijd om na te denken.

I've had time to practice.

- Ik heb de tijd gehad om te oefenen.
- Ik had tijd om te oefenen.

It's time to wake up!

Het is tijd om wakker te worden!

Is it time to eat?

Is het etenstijd?

It's time to go now.

Nu is het tijd om te gaan.

It's time to pack up.

Het is tijd om in te pakken.

- It's time to go to school.
- It is time to go to school.

Het is tijd om naar school te gaan.

- It's time to go to bed.
- It is time to go to bed.

Het is tijd om naar bed te gaan.

- It's almost time to go home.
- It is almost time to go home.

Het is bijna tijd om naar huis te gaan.

- I have no time to read books.
- I don't have time to read books.

Ik heb geen tijd om boeken te lezen.

To the before time, to 2017.

naar lang geleden, namelijk 2017.

It's time to raise the bar.

Het is tijd om de lat hoger te leggen.

It's time to do this! Okay.

Het is tijd om te gaan. Oké.

Through geologic time to present day,

van de geologische tijd tot op heden met ze doornam,

It's time to make his move.

Het is tijd voor actie.

It's time to hit the town.

...is het tijd om naar de stad te gaan.

Time to enjoy the warming sun...

Het is tijd om van de opwarmende zon te genieten...

It is time to grow, people.

Tijd om te groeien, mensen.

At a time to suit you.

It's already time to go home.

- Het is al tijd om naar huis te gaan.
- Het is reeds tijd om naar huis te gaan.

We don't have time to debate.

We hebben geen tijd om te discussiëren.

I had no time to eat.

Ik had geen tijd om te eten.

We agree from time to time.

Nun en dan zijn we het eens.

I don't have time to write.

Ik heb geen tijd om te schrijven.

I don't have time to explain.

Ik heb geen tijd om het uit te leggen.

I don't have time to cook.

Ik heb geen tijd om te koken.

- Time to eat!
- To the table!

- Het is etenstijd.
- Aan tafel!

I don't have time to sleep.

Ik heb geen tijd om te slapen.

He devoted much time to study.

Hij besteedde veel tijd aan zijn studie.

I think it's time to leave.

Ik denk dat het tijd is om te vertrekken.

It's time to wake Tom up.

Het is tijd om Tom wakker te maken.

We don't have time to wait.

We hebben geen tijd om te wachten.

It's not time to eat yet.

Het is nog geen tijd om te eten.

I needed time to convince her.

Ik had tijd nodig om haar te overtuigen.

We don't have time to hesitate.

We hebben geen tijd voor twijfel.

I didn't have time to relax.

Ik had geen tijd om me te ontspannen.

Do you have time to eat?

- Heb je tijd om te eten?
- Heeft u tijd om te eten?
- Hebben jullie tijd om te eten?