Examples of using "Up…" in a sentence and their dutch translations:
Sta op.
- Houd je mond.
- Hou je mond!
- Zwijg!
- Stilte!
- Wees stil!
- Kop dicht!
Sta recht.
Sta op!
Ga rechtop zitten.
Sta op!
Kop op!
Word wakker!
Sta op!
Doe normaal!
- Sta op!
- Word wakker!
Schiet op.
- Kijk omhoog.
- Zoek op.
Kop dicht!
Hij stond op.
Ophangen.
Achteruit.
Achteruit.
- Geef het op!
- Geef het op.
- Schiet op!
- Haast je!
De tijd is om.
Sta op!
Handen omhoog!
Ga zo door!
Word wakker!
Haast je alsjeblieft!
Handen omhoog!
Geef niet op!
- Word wakker, Tom.
- Wakker worden, Tom.
Geef nooit op.
Zwijg!
- Schiet op!
- Haast je.
- Schiet op.
- Maak voort!
Tom, wakker worden.
- Tom, word wakker.
- Tom, wakker worden.
Ik ben het zat.
Schiet op!
- Schiet op, meisje!
- Haast je, meisje!
- Je hebt het verkloot.
- Jullie hebben het verkloot.
- Je hebt het verpest.
- Jullie hebben het verpest.
- Hang op.
- Ophangen.
Hé, wacht even!
Je moet niet opgeven.
Wacht.
verzint enz.
- Haast je.
- Schiet op.
- Opschieten.
Was je handen.
Spreek luider!
Schiet op.
- Zwijg!
- Wees stil!
- Kop dicht!
Sta op!
- Achteruit!
- Ga terug!
- Ontspan u.
- Ontspan u!
- Ontspan je.
Heel ver omhoog.
Klim omhoog.
Proost!
- Luister even.
- Luister goed.
Ik ben wakker.
Wacht eventjes.
- Geef het op!
- Geef op!
Eet op.
- Herpak jezelf!
- Herpak uzelf!
- Wees een vent!
- Wees een man!
- Ontspan u!
- Rustig aan.
- Rustig maar.
Verman je!
Doe open.
Kop op!
- Sta op.
- Word wakker!
Sta op!
- Ophangen.
- Hang op!
Gordel om!
Bedek het.
- Kleed je aan!
- Aankleden!
Sta op.
Sta op.