Examples of using "Want to" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil sterven.
Ik wil winnen.
- Ik zou willen wenen.
- Ik wil huilen.
- Wil je weg?
- Wil je gaan?
Wil je weg?
Wij willen weggaan.
Ik wil geen stumper zijn, ik wil cool zijn!!
Ik wil dat proberen.
Ik wil dat graag kopen.
Ik wil naar huis.
Je wilt het niet weten.
Ik wil rijk zijn.
Ik wil met hem trouwen.
Ik wil graag Frans leren.
Ik wil Engels leren.
Ik wil Nederlands leren.
Ik wil graag Tom ontmoeten.
Ik wil het opeten.
Ik wil het zien.
Ik wil wiskunde studeren.
Ik wil ze zien.
Ik wil weggaan.
Ik wil dansen.
Ik wil reizen.
Ik wil leven.
Ik wil geloven.
Ik wil leren.
Ik wil bellen...
Ik wil helpen.
Ik wil dromen.
Ik wil blijven.
Ik wil spelen.
Wij willen helpen.
We willen praten.
We willen stemmen.
Ik wil bekennen.
Zij willen helpen.
Ze willen praten.
Ik wil onderhandelen.
We willen onderhandelen.
Ik wil werken.
Ik wil eten.
Ik wil sterven.
Ik wil drinken.
Ik wil komen.
Ik wil slapen.
Ik wil rijden.
Ik wil kopen.
- Je wilt praten.
- Je wil praten.
Ik wil winnen.
Wil je weg?
Ik wil gaan.
Wil je iets drinken?
Ik wil spreken
We willen leven.
Ik wil wachten.
Ik wil zwemmen.
Ik wil ruilen.
Ik wil het proberen.
Ik wil ermee ophouden.
- We willen het weten.
- We willen weten.