Examples of using "”missä" in a sentence and their dutch translations:
Waar?
Waar werk je?
- Waar ben je?
- Waar zijn jullie?
Waar is de badkamer?
Waar is Mississippi?
- Waar zijn we?
- Waar zijn wij?
Waar is het station?
Waar is de boom?
Waar is de uitgang?
Waar zijn mijn horloges?
Waar is de brievenbus?
Waar is Mississippi?
Waar is je koffer?
Waar zijn de douches?
Waar is de uitgang?
- Waar is het toilet?
- Waar is de wc?
Waar is Parijs?
- Waar is het toilet?
- Waar is de plee?
- Waar is de wc?
- Waar ben je?
- Waar zijt ge?
- Waar zijn jullie?
Waar zijt ge?
- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?
- Waar woon je?
- Waar woont gij?
Waar ben je?
Waar is mijn bier?
Waar is Tom geboren?
- Waar verblijf je?
- Waar verblijft u?
- Waar verblijven jullie?
Waar is het boek?
Waar is de bus?
Waar is mijn horloge?
Waar heb je Frans geleerd?
Waar is de kat?
Waar is mijn bier?
- Waar waren jullie?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je?
- Waar zijn jullie geweest?
Waar zijn de ouders?
Waar is Damascus?
Waar is mijn geld?
- Waar woon je eigenlijk?
- Waar woont gij eigenlijk?
Waar ontbijt Tom?
Waar is je pet?
Waar is de uitgang?
- Waar is het klaslokaal van Tom?
- Waar is Toms klaslokaal?
Waar is mijn auto?
Waar is de Franse ambassade?
Waar ligt het Hakata station?
Waar is je school?
Waar is mijn geld?
Pardon, waar is de taxistandplaats?
- Waar woon je?
- Waar woont gij?
- Waar woont u?
Waar zijn mijn kinderen?
Waar ben je nu op dit moment?
Waar heb je Frans geleerd?
Wanneer en waar zullen wij elkaar ontmoeten?
Waar ben je geweest, Tom?
Waar is hij?
Waar is de krant?
Waar is Parijs?
Waar hebt ge uw haar laten knippen?
Waar woont hij?
- Waar ben je geboren?
- Waar bent u geboren?
Waar is de tandpasta?
Waar is hij?
- Waar zijn we?
- Waar zijn wij?
Waar is het brood?
Waar is het onthaal?
- Waar is het toilet?
- Waar is de wc?
- Waar is de badkamer?
- Waar is jouw hond?
- Waar is je hond?
Waar zijn de ouders?
Waar is de boter?
Waar is de ijsverkoper?
Waar is het park?
Waar zijn ze?
Waar woont je opa?
Waar is het restaurant?
Waar werk je?
Waar is de wc?
Waar is de luchthaven?
Waar ben je?
Waar ben ik?
Waar is de baas?