Examples of using "C'est un" in a sentence and their dutch translations:
Hij is Parijzenaar.
Hij is een goede kerel.
- Het is nogal eng.
- Het is nogal griezelig.
Dat is een prachtig gedicht.
- Het is uitstekende wijn.
- Dit is uitstekende wijn.
Hij is een luie student.
Het is een complete ramp!
Dat is een goed begin.
Dit is een pen.
Het is 'n mooi gebouw.
Een jaguar.
Maar dit is een ramp.
is een fabeltje.
Het is een raadsel
...is dit een baken.
Dat is een zonnebloem.
Het is een woordenboek.
Hij is een dief.
Hij is een heer.
Het is een detail.
Hij is dichter.
- Dit is een boek.
- Dat is een boek.
Het is een probleem.
Wat een leugen!
Ze is een engel.
Dat is moord.
Hij is een nerd.
Dat is een potlood.
Het is een computer.
Het is een paard.
Dat is een vis.
Het is een dvd.
- Het is een geheim.
- 't Is een geheim.
Dat is nep.
Het is werk.
Hij is een heer.
Hij is een bureaucraat.
Wat een leugen!
Hij is danser.
Hij is kouwelijk.
Dit is een appelboom.
Het is een valstrik.
Het is een vogel.
Hij is autistisch.
Hij is een geluksvogel.
Dit is een leeuw.
- Het is een val!
- Het is een valstrik!
Het is een gok.
Dat is een probleem!
- Hij is een jongen.
- Het is een jongen.
- Hier is een ziekenhuis.
- Dit is een ziekenhuis.
- Het is een dagboek.
- Het is een krant.
Hij is Parijzenaar.
Dit is een schande!
Ze is een genie.
Dat is een boot.
Dit is een feit.
Het is een draak.
Hij is een apotheker.
Hij is een zombie.
Dit is een complot.
Dit is een hond.
Het is een wapenstilstand.
Hij is een genie!