Examples of using "„na" in a sentence and their dutch translations:
En dan?
Nou...
Juist.
Dus?
Eindelijk!
Prima zo!
Nou, kijk maar!
Maar hoe dan ook.
Kom, we gaan.
Ik geloof het wel!
Inderdaad!
Nou, kijk maar!
Nou, oude makker!
We kruipen erin.
- Dus?
- En?
- Nou en?
En dan?
Nou, laten we gaan.
Ja, ja, natuurlijk.
- Oké, neem het.
- Goed, neem het.
Natuurlijk!
- Oké.
- Mij best.
- Okidoki.
- Goed.
En pestkoppen als jij... -Fantastisch.
Natuurlijk ga ik.
Ik ben gay, dus wat?
Ongelofelijk!
Heb je het echt opgedronken? Natuurlijk.
Dat is het toppunt!
Hallo, oude vriend!
Het is dezelfde stelling...
Er is geen vast rooster. Nou...
Dus?
Nou, heb je een goed weekend gehad?
Je gaat toch niet dood, hé?
Dus, wat gaat het worden?
O, Zit dat zo? Wel, pas op jezelf!
Ach ja, zo gaat het, we zullen het maar moeten uitvechten. '
- Hoe gaat het ermee?
- Wat is er gaande?
- Alles goed?
- Natuurlijk!
- Jawel.
- Uiteraard!
- Kom op!
- Dat meen je niet!
Zullen er dit jaar opnieuw veldtekeningen verschijnen in Engeland? Ik denk van wel.
"Kan je dit dier identificeren?" "Natuurlijk, het is een kameel!" "Verkeerd! Een dromedaris!"
En mensen zeggen "nou ja, daar kan ik niet op vertrouwen voor de geschiedenis, het zijn fictie!"