Examples of using "Hätte…" in a sentence and their dutch translations:
Ik zou ja hebben gezegd.
Ik zou nee hebben gezegd.
Ik zou hebben gewacht.
- Als ik mijn best had gedaan, was het me misschien gelukt.
- Als ik mijn best had gedaan, zou ik er misschien in hebben geslaagd.
- Ik zou sinaasappelsap willen hebben.
- Ik had graag appelsiensap.
Ik had eerder moeten komen.
Ik zou graag een stadsplattegrond willen hebben.
Ik was het bijna vergeten.
Dat zou ik nooit gedacht hebben.
Ik had docent moeten worden.
Dat zou ik gezegd hebben.
Ik wil aspirine kopen.
Ik wil graag wat kleerhangertjes.
Ik huilde bijna.
Dat had ook gewerkt.
Tom had het moeten vragen.
Ik had kunnen helpen.
Ik zou sinaasappelsap willen hebben.
Ik zou nee hebben gezegd.
Ik was bijna gewonnen.
Als ik de waarheid had geweten, had ik je die gezegd.
Ik had mezelf moeten voorstellen.
Als ik de waarheid had geweten, had ik je die gezegd.
Ik dacht dat ik u hoorde.
Ik zou het anders aanbrengen.
Had ik meer tijd gehad, dan had ik een kortere brief geschreven.
Als hij iets meer moeite gedaan had zou hij meer bereikt hebben.
Ik had dat niet moeten doen.
Ik zou het voor Tom hebben gedaan, als ik meer tijd had gehad.
Ik wou dat ik haar gezien had.
- Zonder jou had ik het niet kunnen doen.
- Zonder jullie had ik het niet kunnen doen.
- Zonder u had ik het niet kunnen doen.
Dat had Esther kunnen zijn.
Als ik twee levens had...
kon onze Melkweg hebben gekoloniseerd.
Ik had het kunnen weten,
Ik wil graag een hotelreservering.
Ik wil een vanille-ijsje.
Ik zou graag een kat hebben.
Tom had vroeger moeten weggaan.
Hij had harder moeten werken.
Het was te voorkomen.
Tom had het niet kunnen doen.
Wat had ik moeten doen?
- Dat was ik bijna vergeten te doen.
- Ik was het bijna vergeten te doen.
Ik wilde vijf ananassen.
Dat zou ik nooit gedacht hebben.
Ik zou dat gezegd moeten hebben.
Ik had niet moeten liegen.
- Het had iedereen kunnen overkomen.
- Het had gelijk wie kunnen overkomen.
Ik wil een schaakspel.
Tom had mij bijna overtuigd.
Ik zou graag een stadsplattegrond willen hebben.
Ik had meer moeten studeren.
Tom had Maria moeten beschermen.
Ik wil een kop koffie.
Ik zou de auto repareren.
Ik zou graag sinaasappelsap willen hebben.
Ik had beter moeten oppassen.
Ik zou graag een auto hebben.
Ik wil graag wat informatie.
Ik had eerder moeten komen.
Ik was dat bijna vergeten.
- Ik had graag een dagkaart.
- Ik zou graag een dagkaart willen hebben.
Ik had mezelf moeten voorstellen.
Ik liet de borden bijna vallen.
Ik zou graag een auto hebben.
Had ik maar een auto.