Examples of using "Unterricht“" in a sentence and their dutch translations:
Heb je vandaag school?
Heb je vandaag school?
Ik heb morgen les.
Vandaag is er geen les.
Er zijn geen lessen in augustus.
De lessen beginnen volgende week.
Er zijn geen lessen in augustus.
Vandaag heb ik Esperantocursus.
- Ik moet dit college bijwonen.
- Ik moet deze les bijwonen.
Ik heb vanavond les.
De lessen beginnen op maandag.
De lessen zijn voorbij.
De lessen beginnen volgende week.
Ik heb geen les vandaag.
- Vandaag is er geen les.
- We hebben vandaag geen school.
Na de les ga ik tennissen.
De lessen hervatten binnenkort.
Heb je nooit les of zo?
De school begint op tien april.
- Slapen in de klas is niet toegestaan.
- Slapen in de klas mag niet.
Ik viel gisteren tijdens de les in slaap.
- Morgen namiddag hebben we geen les.
- Morgennamiddag hebben wij geen les.
Onze leraar komt altijd precies op tijd voor de les.
We ruimen ons lokaal op na school.
We wonen onze lessen bij.
Tom spijbelt veel.
Ze kan de lessen niet bijwonen vanwege ziekte.
De lessen beginnen elke dag om negen uur.
Ik laat niet toe dat men slaapt tijdens de les.
Hoe laat is school uit?
Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
We hebben vandaag geen school.
Tom is vaak afwezig op school.
De school begint om negen uur.
Ik was gisteren niet aanwezig op school.
Tom komt behoorlijk vaak te laat op school.
Ik speel dikwijls voetbal na de les.
De school begint om half negen.
Tom kwam vaak te laat op school.
Ik was niet aanwezig op school omdat ik ziek was.
- Ze was niet op school voor vijf dagen.
- Ze is al vijf dagen niet op school.
Ik heb net met je leraar Frans gesproken en hij zegt dat je het goed doet in de klas.