Examples of using "Mi”" in a sentence and their dutch translations:
- Ze vertrouwde mij.
- Ze had vertrouwen in mij.
- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
Vertel me de waarheid.
Vergeef me.
- Geef antwoord.
- Antwoord me dit.
- Kunnen jullie me vergeven?
- Kunt u me vergeven?
- Kan je mij vergeven?
- Zeg het me.
- Vertel het me.
- Zeg maar.
- Help me.
- Help!
- Help mij!
- Help me!
Ik schaam me.
- Laat zien!
- Laat het me zien.
Vertrouw me.
- Vergeef me.
- Vergeef me!
Geef me antwoord.
Gelooft gij mij?
- Geloof me!
- Geloof me.
Vergeef me.
- Ga je me helpen?
- Help je me even?
Ik heb het koud.
Help me.
Ik voel me niet goed.
Ik zou willen dat je me vertrouwde.
Hij gaf me een vaag antwoord.
Breng me de tijdschriften.
Kom hier en help me.
Spreek mij daarover.
- Waarom hebt ge mij niet geloofd?
- Waarom geloofde je me niet?
- Waarom geloofde u me niet?
- Waarom geloofden jullie me niet?
- Waarom heb je mij niet geloofd?
Hij hielp me verhuizen.
- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
Mijn bloed pompt als een gek.
Laat het me uitleggen.
Kom me helpen.
Lieg niet tegen mij.
- Bob heeft mij geholpen.
- Bob heeft me geholpen.
- Bob hielp mij.
Alsjeblieft, vertel het me.
Laat me het proberen.
Mijn vader zal me helpen.
Hij gaf me een horloge.
Hij gaf me een cadeau.
Wie kan mij helpen?
Dat is goed genoeg voor me.
Kan je me helpen?
Laat mij betalen.
Ik heb er geen woorden voor.
Stuur mij een postkaart.
- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.
- Hij gaf me het bevel om op te staan.
- Hij beval me op te staan.
Laat mij spreken.
Laat me helpen.
- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij u te leren kennen.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Aangenaam.
- Aangenaam kennis met je te maken.
- Je bent me een biertje schuldig.
- U bent me een biertje schuldig.
- Jullie zijn me een biertje schuldig.
Laat me de foto zien.
"Vertrouw me", zei hij.
- Excuseer.
- Sorry...
- Het spijt me.
- Mijn excuses.
Wat zou je me aanraden?
Geef mij een voorbeeld.
Hij stelde me een vraag.
Hij gaf me een voorbeeld.
Bespaar me de details.
- Help me a.u.b.
- Help me alsjeblieft.
Ik had het koud.
Mijn horloge was gestolen.
Hij kwam om me te helpen.
Hij heeft mij de regel uitgelegd.
- Breng het mij.
- Breng het naar mij.
Hij gaf mij een compliment.
Men heeft mijn tas gestolen.
Geef me de afstandsbediening terug!
Laat me het zien.
Ik hou van thee.
Leen mij alstublieft een mes.
Kun je me dat laten zien?
Ik wil boter bij de vis.
Geef me de schroevendraaier.
Het kan me niet schelen.
Toon mij de foto's!
Ik zit krap bij kas.
- Hij hielp mij.
- Hij heeft mij geholpen.
Vertel me meer.
Ze schreef me snel terug.
Antwoord niet aan mij!
Geef het aan mij.
Mag ik een potlood van je lenen?
Leg het mij uit.
- Om 11u is OK voor mij.
- Om elf past me goed.
Tom vertrouwt me.
Ik mis Boston.