Examples of using "«жить" in a sentence and their dutch translations:
Tom wilde leven.
Ik heb de wil om te leven verloren.
Waar wil je wonen?
Ik wil leven.
Tom zal leven.
We willen leven.
Ik zal leven.
We moeten simpel leven zodat anderen simpelweg kunnen leven.
Ik wil in Australië wonen.
Ik wil in Brazilië wonen.
Willen jullie als slaven leven?
Ik wil bij jou wonen.
Ik kan zo niet leven.
Ik leef niet graag alleen.
Willen jullie in Boston wonen?
- Ik heb geleerd te leven zonder haar.
- Ik heb zonder haar leren leven.
Maar ik leer te leven
Leven zonder water is onmogelijk.
Zij is eraan gewend alleen te leven.
Ze hadden geen dak boven hun hoofd.
- Het is hard te leven zonder huis.
- Het is moeilijk om zonder huis te leven.
We eten om te leven.
Ik wil niet leven.
In Japan wonen is duur.
Met hen valt niet te leven.
Leven zonder liefde is zinloos.
Zonder zuurstof kun je niet leven.
Rijkelijk leven.
We willen hier wonen.
Ik eet om te leven.
Hij had geen plek om te wonen.
Ik ben het gewend om alleen te wonen.
Alleen daarom is het leven de moeite waard.
Ik wil in Brazilië wonen.
Vertel me niet hoe ik moet leven!
Gaan jullie hier wonen?
Zonder jou kan ik niet leven.
Zonder jou kan ik niet leven.
Zonder jou kan ik niet leven.
Ik zou graag in Italië willen wonen.
Ik kan zo niet leven.
Ik wil niet alleen leven.
Ik heb niets om voor te leven.
In de stad wonen is niet hetzelfde als op het platteland wonen.
Ik wil graag in IJsland wonen.
Ik zou graag in Boston willen wonen.
Je kan niet op dat eiland wonen.
Ik kan niet leven zonder Tom.
Ik wil graag in IJsland wonen.
Ik zou graag in Brazilië willen wonen.
Ik zou daar niet willen wonen.
Ik zou graag in Europa willen wonen.
Ik zou graag in China willen wonen.
Mijn vriend wil in Azerbeidzjan wonen.
- Zonder jou kan ik niet leven.
- Ik kan niet leven zonder jou.
Ik zou graag in Frankrijk wonen.
Hoe lang wil je hier wonen?
me twijfelen of ik wel wilde blijven leven.
Leven en laten leven.
Ik wil in een kasteel wonen.
Mensen kunnen niet eeuwig leven.
Het is onmogelijk op dat eiland te wonen.
Het is onmogelijk op dat eiland te wonen.
Ik wil in de stad wonen.
Willen jullie in Duitsland wonen?
Ik wil in Boston wonen.
- Ik heb geleerd te leven zonder haar.
- Ik heb zonder haar leren leven.
Ik ga in Namibië wonen.
Ik wil in Italië wonen.
- Ik kan zo niet leven.
- Ik kan niet op die manier leven.
Je hebt nog maar tien seconden te leven.
Ze is gewend aan een leven in eenzaamheid.
Ik wil op Antarctica wonen.