Examples of using "Говорит" in a sentence and their dutch translations:
- Maria spreekt vaak in raadsels.
- Maria spreekt vaak in raadselen.
- Maria spreekt vaak als een orakel.
- Ze spreekt openhartig.
- Zij spreekt openhartig.
Vertelt Tom de waarheid?
Wie zegt dat?
Hij spreekt snel.
Tom spreekt snel.
- Wat zegt ze?
- Wat zegt hij?
hij zegt:
Er is een deskundige aan het woord.
Tom spreekt.
Wie spreekt er?
Doe wat Tom zegt.
Hij spreekt te snel.
Hij spreekt Portugees.
Hij spreekt Arabisch.
Hij spreekt Chinees.
Hij spreekt zonder accent.
Spreekt ze Frans?
Hij spreekt Frans.
Ze spreekt behoorlijk snel.
Denkt ge dat Tom de waarheid zegt?
Neem bijvoorbeeld, zegt hij,
Hij spreekt snel.
Hij praat veel.
Wat zegt ze?
Meg praat veel.
Hij praat goed.
Wat zegt hij?
Hallo. Hier spreekt Ogawa.
Ze praat veel.
Ze spreekt luid.
Tom praat veel.
Maria praat veel.
Laat Tom spreken.
Wie vertelt de waarheid?
Wat zegt de vos?
Paul praat veel.
De kat zegt "miauw".
- Hij praat niet.
- Hij spreekt niet.
- Ze spreekt niet.
- Zij spreekt niet.
Tom spreekt langzaam.
Tom zegt dat hij rijk is.
De jongen spreekt met zijn grootvader.
- Tom zegt dat het dringend is.
- Volgens Tom heeft het haast.
Hij spreekt ook Frans.
Tom spreekt vloeiend Japans.
Hij spreekt ook Frans.
Hij spreekt vloeiend Engels.
Hij spreekt ook Frans.
Hij spreekt zeer goed Engels.
Hij spreekt vloeiend Frans.
- Doe wat hij je vraagt.
- Doe wat hij je zegt.
Doe wat hij je zegt.
Spreekt uw vriend Esperanto?
Snap je wat hij zegt?
Tom kan geen Frans spreken.
Tom spreekt altijd Frans.
Hij spreekt ook Frans.
Hij zegt dat ik aandachtig ben.
Tom spreekt ook Frans.
Wie het weet, zwijgt en wie spreekt, is onwetend.
Doe wat ze je zegt.
Tom zegt dat Mary bang is.
Tom zegt dat hij van Mary houdt.
Ze zegt dat ze honger heeft.
- Tom praat altijd over werk.
- Tom heeft het altijd over werk.
Ze spreekt behoorlijk snel.
Mary kan Japans spreken.
Spreekt ze Engels?
Mijn oma praat langzaam.
Hij spreekt Duits.
Hij spreekt Engels.
- Mijn moeder spreekt traag.
- Mijn moeder spreekt langzaam.
Hij neemt geen blad voor de mond.
Ze zegt dat ze gelukkig is.
Hij spreekt Italiaans.
Ze praat te veel.