Examples of using "Мария»" in a sentence and their dutch translations:
- Maria rende.
- Maria was aan het rennen.
Maria is aangekomen.
Maria is een lesbische.
Maria is biseksueel.
Maria heeft gerookt.
Maria is Roemeens.
Heilige Maria!
Ave Maria.
Maria knikte.
Ave Maria.
Maria filterde het water.
Vandaag is Maria treurig.
Maria gaat langzaam.
Mary was een beetje jaloers.
Mary kan zwemmen.
Maria kapt bomen.
Maria Louisa is moeder van acht kinderen.
Maria Louisa is moeder van acht kinderen.
Het was Marie Curie die radium ontdekte.
Maria verstaat Chinees.
Mary is Toms stiefzus.
Maria drinkt veel water.
Maria bedekte haar gezicht met haar handen.
Mary kocht een microscoop voor zichzelf.
Maria is verslaafd aan heroïne.
Tom vindt Maria niet leuk.
- Mari is in Hongarije geweest.
- Mary was in Hongarije.
Mary is doodsbang voor kwallen.
Maria woont in Caïro.
- Maria leed.
- Maria heeft geleden.
Ik vond Maria mooi.
Maria draagt een gele jurk.
- Pablo en María zijn hier geweest.
- Pablo en Maria waren hier.
- Ik denk dat Juan Maria graag heeft.
- Ik denk dat Juan Mary graag mag.
Maria wil ooit naar de maan reizen.
Maria Callas is een beroemde operazangeres.
Maria was lijkbleek.
Maria leert mij Noors.
Mary heeft gelogen over haar leeftijd.
Maria Louisa is moeder van acht kinderen.
Maria kan zich tien keer optrekken.
Maria heeft altijd verpleegkundige willen worden.
Marie is zonder haar man in het park.
Maria droeg een piratenkostuum.
Maria heeft een brief uit Duitsland gekregen.
Marie bestelde een kop warme chocolademelk.
Tom overtuigde me ervan dat Maria onschuldig is.
Nicholas en Maria houden van elkaar.
Tom en Mary willen geen kinderen.
Tom en Maria zijn nog aan het werk.
Ik weet heel goed dat Maria jaloers is.
Maria is mijn vrouw.
Haar naam was Maria.
Maria heeft de verkeerde bus genomen.
Mary kan zwemmen.
Mary is niet zo actief als haar zus.
Mary verkleedde zich als heks.
- Maria oefende haar toespraak voor de spiegel.
- Maria heeft haar toespraak voor de spiegel geoefend.
- Maria oefende haar speech voor de spiegel.
- Maria heeft haar speech voor de spiegel geoefend.
Mary is een vrouwennaam.
Maria verspreidde valse geruchten over Alice.
Maria heeft nagellak gekocht.
Maria woont in een huis voor daklozen.
Mary woont nog bij haar ouders thuis.
Maria staat bij hem goed aangeschreven.
Het beroemde lied "Ave Maria" is gecomponeerd door Schubert.
Tom en Mary hebben elkaar op een nieuwjaarsfeestje ontmoet.
Maria heeft toegegeven dat ze een prostituee was.
Tom dacht dat Mary John kende.
Mary luistert naar J-pop en K-pop.
Tom en Maria zijn hier om jou te zien.
Ik kan niet met zekerheid zeggen waar Maria woont.
Maria was lijkbleek.
Als het warm is, loopt Maria graag op blote voeten.
Mary sloot zichzelf op in haar kamer en deed alle ramen dicht.
Maria maakt 's morgens geen koffie, maar chocolademelk.
Ik hoorde dat Tom en Maria koppig waren.
Tom en Mary huurden een luxueuze villa in Toscane.
Maria vertelde Tom dat ze denkt dat John achterdochtig is.
Marie Walewska werd de minnares van Napoleon om dit doel te bevorderen.
Mary is bang voor spinnen.
Tom denkt niet dat Mary het werk erg goed zal doen.
Tom en Mary telen bladsla in hun tuin.