Examples of using "согласен»" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben het niet eens.
- Ik ben het helemaal eens.
- Ik ga helemaal akkoord.
- Ik ben het er helemaal mee eens.
- Ik ben het ermee eens.
- Ik ben dezelfde mening toegedaan.
- Akkoord.
- Oké.
- Ik ben het ermee eens.
- Akkoord.
- Oké.
- In orde.
- Het is een deal!
- Goed.
- Tom is ermee eens.
- Tom is het ermee eens.
- Ik ben het ermee eens.
- Akkoord.
Oké. Daar ben ik het mee eens.
- Ik ben het met u eens.
- Ik ben het met jullie eens.
- Ik ben niet akkoord.
- Ik ben het niet eens.
- Ik ga niet akkoord.
Ik ben het helemaal met je eens.
Is Tom het daar niet mee eens?
Ik ben er volledig mee eens.
Hij stemde toe.
Tom ging akkoord.
- Ik ben het er volkomen mee eens.
- Ik ben het er helemaal mee eens.
Nee, ik ben het ermee eens.
Ik ben het er zeker mee eens.
Ik ben het met u hierover eens.
- Ik ben het helemaal eens.
- Ik ga helemaal akkoord.
Ik ben daar niet mee eens.
- Ik ben het helemaal met je eens.
- Ik ben het geheel met je eens.
Akkoord.
Hij is het met mij eens.
Tom is ermee eens.
Akkoord!
Ik ben het ermee eens.
- Is iemand het daar niet mee eens?
- Is iemand het daarmee oneens?
Tom is het er helemaal niet mee eens.
- Akkoord.
- Oké.
Wie is het er nog meer niet mee eens?
Ik ben het helemaal niet met u eens.
Ik ga niet helemaal akkoord met jou.
- Tom was ermee eens.
- Tom stemde in.
- Akkoord.
- Akkoord!
- Oké.
- Mij best.
- In orde.
- Goed.
Ik keur dit project goed.
- Ik ben het helemaal met je eens.
- Ik ben het geheel met je eens.
Is hier iemand die niet akkoord gaat?
Ik ben het ermee eens.
Ga je akkoord met dit voorstel?
- Ik ben het niet eens.
- Ik ga niet akkoord.
Ik ben het er niet mee eens.
Ik ben het met jullie eens.
Wie is het niet met ons eens?
Daar ben ik het helemaal mee eens.
Ik ben het niet met je eens.
- Ik ben het niet met u eens.
- Ik ben het niet met je eens.
- Ik ben het niet met jullie eens.
Op dit punt ben ik het met je eens.
Op dit punt ben ik het met je eens.
Het kan me niet schelen of hij akkoord gaat of niet.
- Ik accepteer, maar op één voorwaarde.
- Ik doe het, maar op één voorwaarde.
- Ik ga akkoord, maar op één voorwaarde.
"Ik ben het met hem eens." "Ik ook."
Daarover ben ik het met u eens.
- Ik ben het niet eens.
- Ik ga niet akkoord.
Ik ben het helemaal niet eens met jou.
Ik weet niet zeker of ik het met Tom eens ben.
Zijn jullie het ermee eens?
Persoonlijk deel ik zijn mening.
- Ik knikte om te laten zien dat ik het ermee eens was.
- Ik knikte om aan te geven dat ik ermee instemde.
Ben je het daarmee eens of niet?
Ik ben het helemaal eens met dat voorstel.
- Ga je niet akkoord met dat plan?
- Ben je het niet eens met dit plan?
Wanneer zult ge zeggen "Ik ben akkoord"?
Ik ben het niet met hem eens.
Ik ben het met hem eens.
Ik beargumenteer precies het tegenovergestelde.
- Ik accepteer, maar op één voorwaarde.
- Ik doe het, maar op één voorwaarde.
- Ik ga akkoord, maar op één voorwaarde.
Tom ging niet akkoord.
Op dit punt ben ik het met je eens.
Ik ben het ermee eens.
Ik was het op dat punt met hem eens.
Of je het ermee eens bent of niet, ik ga het toch doen.
Ik ben het helemaal met u eens, mijn beste collega.
Ik ben het met je eens.
Ik ben het eens met Tom.
Zijn jullie het eens met Tom?
Je bent het met hem eens.
Zijn jullie het eens met Tom?
Ik ben het hier niet mee eens.
Voor het merendeel ben ik het eens met wat hij zei.
Voor het merendeel ben ik het eens met wat hij zei.
Bent u het niet eens?
Voor het merendeel ben ik het eens met wat hij zei.