Examples of using "улице»" in a sentence and their dutch translations:
In welke straat?
Het is koud buiten.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Het wordt donker buiten.
In welke straat?
Het is koud buiten.
Het sneeuwt buiten.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
- Het is helemaal donker buiten.
Ik vond het op straat.
Ga op deze straat rechtdoor.
Het regent buiten.
Doe je jas aan. Het is koud buiten.
Ik ben haar op straat tegengekomen.
Welke straat heb je gevolgd?
Welke straat heeft u gevolgd?
Het sneeuwt buiten.
of de man in de straat
Hij speelt buiten.
- Tom sliep buiten.
- Tom heeft buiten geslapen.
De taxi staat buiten te wachten.
Het sneeuwt buiten.
Tom speelt buiten.
Er is niemand op straat.
Tom is nog steeds buiten.
De straat was donker.
Laten we buiten spelen.
We ontmoetten onze buurman in de straat.
Gisteren heb ik Mary op de straat ontmoet.
Het is donker buiten.
Buiten wordt het steeds lichter.
Hij woont in deze straat.
De bakkerij bevindt zich in de Pinostraat.
De rivier stroomt parallel aan de hoofdstraat.
Op straat is er niets aan de hand.
Er is niemand te zien op straat.
- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.
Tom is buiten.
Ik heb een dollar op straat gevonden.
Hij kwam op straat een vriend tegen.
Doe je jas aan. Het is koud buiten.
De straat is leeg.
Ik woon in de volgende straat.
Ze woont verderop in de straat.
Zouden we een tafel buiten kunnen hebben?
- Het is buiten pikzwart.
- Het is helemaal donker buiten.
Toen ik op straat liep, ontmoette ik een oude vriend.
- Kun je buiten wachten?
- Kunnen jullie buiten wachten?
Het is koud buiten. Doe je jas aan.
Ik ben haar toevallig tegengekomen op straat.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Vandaag moeten we buiten slapen.
Het was vanavond aardedonker buiten.
Ik kwam je broer tegen op straat.
Er staan geen vuilnisbakken in deze straat.
Ik zal buiten wachten.
- Ge moogt de auto niet parkeren in deze straat.
- Je mag de auto niet in deze straat parkeren.
- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.
Ge moogt de auto niet parkeren in deze straat.
Het is koud buiten.
Ik heb hem net op straat gezien.
We konden niemand zien op straat.
We waren buiten.
Tom is buiten aan het spelen met zijn zoon.
Op straat is er de dag door een druk verkeer.
Hij pakte iets wits op van de straat.
Mijn kat is de hele nacht buiten gebleven.
Buiten is een bewaker.
Tom bleef buiten.
Mijn moeder heeft de jongen op straat niet gezien.
De straat is een ijsbaan, wees voorzichtig.
Heet buiten?
Tegenwoordig spelen kinderen niet op straat.
Tom speelt buiten.
Ik hoor voetstappen buiten.
Het sneeuwde, maar het was niet erg koud buiten.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
De kinderen mochten niet buiten spelen; de storm was te hevig.
Laten we buiten praten!
Ik hoorde iemand op straat mijn naam roepen.
en speelde op straat met een vriend die een paar jaar ouder was.
Tom zei tegen Mary dat het te heet was om buiten te gaan spelen.
Alle huizen in onze straat zijn versierd met oranje vlaggetjes vanwege het WK.