Examples of using "…как" in a sentence and their dutch translations:
Wat avontuurlijk!
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe maak je het?
- Hoe is het ermee?
- Hoe gaat het met jullie?
- Zoals u wilt!
- Zoals je wilt.
- Wat je wil.
- Hoe gaat het met u? Hebt u een goede reis gehad?
- Hoe gaat het met je? Heb je een goede reis gehad?
Hoe gaat het met u?
Hoe zeg je...?
Hoe was uw reis?
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?
Hoe was je vakantie?
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe maak je het?
- Wat geweldig!
- Wonderbaarlijk!
- Zoals je wilt.
- Je zegt het maar.
- Wat jij wilt.
- Wat je wil.
Hoe gaat het met je? Heb je een goede reis gehad?
- Zoals u wilt!
- Zoals je wilt.
- Je zegt het maar.
- Wat je wil.
Hoe was uw reis?
Hoe gaat het met je zus?
Hoe gaat het met je vader?
Hoe gaat het met jullie moeder?
Hoe gaat het met je broer?
Hoe is je examen gegaan?
- Wat denk je ervan?
- Wat vind je ervan?
- Hoe vind je het?
- Hoe bevalt het je?
Kom eens een keertje langs.
Hoe?
Hoe gaat het met Tom?
Hoe gaat het met je dochter?
- Hoe gaat het?
- Alles goed?
Hoe gaat het met je vader?
- Goedemorgen, hoe maakt u het?
- Hoi, hoe gaat het?
Hoe gaat het met je zus?
Hoe gaat het met je broer?
Hoe gaat het, Tom?
Hé, hoe gaat het met je?
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is jouw naam?
- Wat is uw naam?
- Hoe is je sollicitatiegesprek gegaan?
- Hoe was je interview?
Hoe gaat het met je vrouw?
Hoe is het met Maria?
Hoe kan ik het uitleggen?
Dat is heel romantisch!
Wat je wil.
Hoe was je weekend?
Hoe gaat het met je vader?
- Hoe ging de toets?
- Hoe ging het proefwerk?
Hoe gaat het met jullie?
- Hoe is het gegaan?
- Hoe ging het?
- Hoe is het afgelopen?
- Hoe gaat het met de familie?
- Hoe gaat het met je gezin?
Hoe is het gegaan?
Hoe gaat het met de hond?
Hoe gaat het met je vader?
Hoe gaat het met je dochter?
Hé, hoe gaat het met je?
Hoe kon je?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is jouw naam?
- Wat is uw naam?
Hoe gaat het met je ouders?
Hoe was je weekend?
- Doe alsof je thuis bent!
- Doe alsof u thuis bent!
- Doe alsof jullie thuis zijn!
- Hé, hoe gaat het met je?
- Hoi, hoe gaat het?
Doe wat ge wilt.
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe staan de zaken?
Wat is volgens jou de snelste manier om warm te worden?
Wat is je voornaam?
Ik ben zo gelukkig!
Hoe maak je een doos?
Hoe heet hij?
Hoe kan dat?
Hoe is dat gebeurd?
Hoe was je interview?
- Doe wat je wilt.
- Doe wat je goed lijkt.
Hoe was de taart?
Hoe gaat het vandaag met je?
Hoe werken computers?
Wat is de naam van het restaurant?
Wat is uw achternaam?
Je weet hoe.
Wat is je naam?
- Hoe ging de toets?
- Hoe ging het proefwerk?
Hoe gaat het met de hond?
Hoe melk je een koe?
Hoe gaat alles op werk?