Examples of using "你要去哪裡?" in a sentence and their dutch translations:
- Waar wilt ge naartoe?
- Waar wil je heen?
Papa, waar ga je heen?
Waar ga je heen op vakantie?
- Waar ga je heen?
- Waar ga je naartoe?
Waar wilt ge naartoe?
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u heen?
Waar wilt ge naartoe?
Waar wilt ge naartoe?