1. Home
  2. Translation in context
  3. Dutch-French
  4. Ben

Translation of "Ben" in French

0.010 sec.

Examples of using "Ben" in a sentence and their french translations:

- Ik ben doodmoe.
- Ik ben doodop.
- Ik ben uitgeput.
- Ik ben bekaf.

Je suis épuisé.

Ik ben wie ik ben.

Je suis ce que je suis.

- Ik ben doodmoe.
- Ik ben doodop.
- Ik ben uitgeput.

- Je suis vraiment fatigué.
- Je suis très fatiguée.

- Ik ben bevooroordeeld.
- Ik ben partijdig.
- Ik ben vooringenomen.

J'ai un parti pris.

- Ik ben geschokt.
- Ik ben verbijsterd.
- Ik ben geshockeerd.

- Je suis choqué.
- Je suis choquée.

- Ben jij dat?
- Ben jij het?
- Ben jij 't?

C'est toi ?

- Ben je vrijgezel?
- Ben je alleenstaand?
- Ben je single?

Es-tu seul ?

- Ik ben ongehuwd.
- Ik ben vrijgezel.
- Ik ben single.

- Je suis célibataire.
- Je ne suis pas marié.
- Je ne suis pas mariée.

- Ik ben arts.
- Ik ben geneesheer.
- Ik ben dokter.

- Je suis médecin.
- Je suis toubib.

- Ik ben arts.
- Ik ben geneesheer.
- Ik ben dokter.
- Ik ben een dokter.

Je suis médecin.

- Ik ben arts.
- Ik ben dokter.
- Ik ben een dokter.

- Je suis médecin.
- Je suis toubib.

- Ik ben heel moe.
- Ik ben doodmoe.
- Ik ben doodop.

- Je suis épuisé.
- Je suis mort de fatigue.

- Ik ben een gymleraar.
- Ik ben gymleraar.
- Ik ben gymlerares.

Je suis professeur de sport.

- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.

- Je suis marié.
- Je suis mariée.

- Ik ben blut.
- Ik ben platzak.

- Je suis fauché.
- Je n'ai plus un sou.

- Hier ben ik.
- Daar ben ik.

Me voici.

- Ik ben ziek.
- Ik ben ongezond.

Je suis malade.

- Ik ben rustig.
- Ik ben kalm.

Je suis calme.

- Ben jij 't?
- Ben jij dit?

Est-ce toi ?

- Ik ben geschokt.
- Ik ben ontzet.

Je suis horrifié.

- Ik ben Chinees.
- Ik ben Chinese.

Je suis Chinois.

- Ik ben partijdig.
- Ik ben vooringenomen.

J'ai un parti pris.

- Ik ben doodmoe.
- Ik ben doodop.

- Je suis épuisé.
- Je suis mort de fatigue.

- Ik ben homo.
- Ik ben gay.

Je suis gay.

- Ik ben Turkse.
- Ik ben Turk.

- Je suis Turque.
- Je suis Turc.

- Ik ben Hongaar.
- Ik ben Hongaarse.

- Je suis hongrois.
- Je suis hongroise.

- Ik ben woedend!
- Ik ben verontwaardigd!

Je suis indignée !

- Ben je leerkracht?
- Ben je leraar?

- Es-tu professeur ?
- T'es prof ?
- Est-ce que tu es enseignant ?

- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?

- Es-tu professeur ?
- T'es prof ?
- Es-tu enseignante ?
- Tu es professeure ?

- Ik ben jaloers.
- Ik ben afgunstig.

Je suis jaloux.

- Ik ben opmerkzaam.
- Ik ben oplettend.

- Je suis observateur.
- Je suis observatrice.
- Je suis respectueux.
- Je suis respectueuse.

- Ik ben nerveus.
- Ik ben zenuwachtig.

- Je suis nerveux.
- Je suis nerveuse.

- Ik ben saai.
- Ik ben vervelend.

Je suis pénible.

- Ik ben nieuwsgierig.
- Ik ben benieuwd.

- Je suis curieux.
- Je suis curieuse.

- Ik ben online.
- Ik ben verbonden.

Je suis en ligne.

- Ben je blij?
- Ben je gelukkig?

- Es-tu heureux ?
- Êtes-vous heureux ?
- Es-tu heureux ?

- Ik ben vrijgezel.
- Ik ben single.

Je suis célibataire.

- Ik ben moe.
- Ik ben moe!

- Je suis fatigué !
- Je suis fatigué.

- Ik ben vrij.
- Ik ben vrij!

Je suis libre.

- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.

Je suis heureux.

- Ik ben verpleegster.
- Ik ben verpleegkundige.

Je suis infirmière.

- Ik ben verpleegkundige.
- Ik ben verpleger.

Je suis infirmier.

- Ben je uitgeput?
- Ben je bekaf?

Es-tu épuisé ?

- Ik ben uitgeput.
- Ik ben bekaf.

- Je suis épuisé.
- Je suis fourbu.

- Ik ben Armeens.
- Ik ben Armeniër.

Je suis Arménien.

- Ik ben hetzelfde.
- Ik ben dezelfde.

- Je suis pareil.
- Je suis pareille.

- Ik ben dapper.
- Ik ben moedig.

- Je suis courageux.
- Je suis courageuse.
- Je suis brave.

- Ik ben direct.
- Ik ben rechtuit.

- Je suis direct.
- Je suis directe.

- Ik ben kieskeurig.
- Ik ben pietluttig.

- Je suis difficile.
- Je suis tatillon.
- Je suis tatillonne.

- Ik ben Braziliaanse.
- Ik ben Braziliaan.

- Je suis Brésilien.
- Je suis Brésilienne.

- Ik ben Hongaarse.
- Ik ben Hongaars.

Je suis hongroise.

- Ik ben professor.
- Ik ben leraar.

- Je suis professeur.
- Je suis enseignant.

- Ik ben het.
- Dat ben ik.

- C'est moi.
- C'est bibi !

- Ik ben gek.
- Ik ben razend.

- Je suis affolé.
- Je suis affolée.

"Wie ben je?" "Ik ben Tom."

« Qui es-tu ? » « Je suis Tom. »

- Ik ben Amerikaans.
- Ik ben Amerikaan.

Je suis américain.

- Ben je Andalusiër?
- Ben je Andaloesiër?

Es-tu Andalou ?

- Ik ben gedeprimeerd.
- Ik ben depressief.

Je déprime.

- Ik ben overweldigd!
- Ik ben overrompeld!

Je suis subjugué !

- Ik ben weggelopen.
- Ik ben weggerend.

J'ai fui.

- Ik ben Russische.
- Ik ben Russin.

Je suis russe.

- Ik ben biologe.
- Ik ben bioloog.

Je suis biologiste.

- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."

- « Quel âge as-tu ? » « Seize ans. »
- « Quel âge as-tu ? » « J'ai seize ans. »

- Ik ben van de politie.
- Ik ben politieman.
- Ik ben een flik.
- Ik ben politieagent.

Je suis un policier.

Ik ben.

Je suis.