Translation of "Foto" in French

0.012 sec.

Examples of using "Foto" in a sentence and their french translations:

- Het is haar foto.
- Het is zijn foto.

C’est sa photo.

- Deze foto heeft hij gemaakt.
- Deze foto heeft hij getrokken.
- Hij heeft deze foto gemaakt.
- Deze foto heeft hij genomen.

- C'est cette photo qu'il a faite.
- C'est lui qui a pris cette photo.

- Deze foto heeft hij gemaakt.
- Deze foto heeft hij getrokken.
- Hij heeft deze foto gemaakt.

C'est cette photo qu'il a faite.

- Hij toonde me haar foto.
- Hij toonde me zijn foto.

Il m'a montré sa photo.

- Mag ik een foto maken?
- Mag ik een foto nemen?

- Puis-je prendre une photo ?
- Est-ce que je peux prendre une photo ?

- Ik houd van deze foto.
- Ik hou van deze foto.

J'adore cette photo.

Kijk naar deze foto.

Regarde ce tableau.

Wie nam de foto?

Qui a fait la photo ?

Het is haar foto.

C’est sa photo.

Het is zijn foto.

C’est sa photo.

Heb je een foto?

As-tu une photo ?

- Laat me de foto zien.
- Laat me de foto eens zien.

Montre-moi la photo.

- Wanneer heb je deze foto gemaakt?
- Wanneer heeft u deze foto gemaakt?

- Quand as-tu pris cette photo ?
- Quand avez-vous pris cette photo ?

- Laat ons hier een foto maken.
- Laten we hier een foto maken.

Prenons une photo ici.

Is dit een recente foto?

Est-ce que c'est une photo récente ?

Laat me de foto zien.

- Montre-moi la photo.
- Fais voir la photo.

Ik hou van deze foto.

J'aime cette image.

Ik hou van zijn foto.

J'aime sa photo.

Tom heeft deze foto genomen.

Tom a pris cette photo.

Hij toonde me zijn foto.

Il m'a montré sa photo.

- Tom nam meer dan één foto, nietwaar?
- Tom trok meer dan één foto, nietwaar?
- Tom nam toch meer dan één foto?
- Tom trok toch meer dan één foto?

Tom a pris plus d'une photo, n'est-ce pas ?

- Mag ik een foto van je maken?
- Mag ik een foto van u maken?
- Mag ik een foto van je nemen?

- Puis-je faire une photo de vous ?
- Puis-je prendre une photo de toi ?
- Puis-je vous prendre en photo ?
- Puis-je te prendre en photo ?

- Mag ik een foto van je maken?
- Mag ik een foto van u maken?

- Puis-je prendre votre photo ?
- Puis-je vous prendre en photo ?

- Kan je een foto van ons nemen?
- Kunt u een foto van ons nemen?

Pourriez-vous nous prendre en photo ?

- Ik heb een foto van haar genomen.
- Ik heb een foto van haar gemaakt.

Je l'ai prise en photo.

- Tom heeft een foto van een vlieghaven.
- Tom heeft een foto van een luchthaven.

Tom a une photo d'un aéroport.

- Kan je een foto van mij maken?
- Kunt u een foto van mij maken?

- Peux-tu me prendre en photo ?
- Vous pouvez me prendre en photo ?

- Ik heb een foto van een luchthaven.
- Ik heb een foto van een vliegveld.

J'ai une photo d'un aéroport.

Op de foto glimlachen ze allemaal.

Tout le monde sourit sur la photographie.

Hier is een foto van haar.

- Voici une photo d'elle.
- Voilà une photo d'elle.

Heeft iemand hier een foto van?

Quelqu'un a-t-il une photo de ça ?

Ik maak geen foto van hen.

Je ne les photographie pas.

Ik maak geen foto van u.

Je ne vous photographie pas.

Stuur mij een foto van jezelf.

- Envoie-moi une photo de toi.
- Envoyez-moi une photo de vous.

Zullen we hier een foto maken?

- Ne voudrions-nous pas faire une photo ici ?
- On pourrait prendre une photo ici, non ?

Waar heb je zijn foto gevonden?

- Où avez-vous trouvé sa photo ?
- Où as-tu trouvé sa photo ?

Tom heeft Mary de foto getoond.

- Tom a montré à Marie la photo.
- Tom a montré à Mary la photo.

Laat me alsjeblieft je foto zien.

Montrez-moi votre photo.

Ze liet hem mijn foto zien.

Elle lui a montré ma photo.

Wanneer heb je deze foto gemaakt?

Quand as-tu pris cette photo ?

Wanneer heeft u deze foto gemaakt?

Quand avez-vous pris cette photo ?

- Voeg een recente foto toe aan uw aanvraag.
- Voeg bij uw aanvraag een recente foto toe.

Joignez une photographie récente à votre demande.

Ik hoop zijn foto gauw te zien.

J'espère voir son film prochainement.

Deze foto heb ik vorige week gemaakt.

- J'ai pris cette photo il y a une semaine.
- Cette photo, je l'ai faite la semaine passée.

De foto hangt nu aan de muur.

- L'image est maintenant accrochée au mur.
- Le cadre est maintenant au mur.

Ik heb een foto van een luchthaven.

J'ai une photo d'un aéroport.

Mag ik een foto van u maken?

Puis-je faire une photo de vous ?

Herkent u de man op deze foto?

- Est-ce que vous reconnaissez l'homme sur cette photo ?
- Est-ce que tu reconnais l'homme sur cette photo ?

Kunt u een foto van mij maken?

Pouvez-vous me prendre en photo ?

Dit is een foto van de luchthaven.

- Ceci est une image de l'aéroport.
- Ceci est une photo de l'aéroport.

Mag ik een foto van je maken?

- Puis-je prendre une photo de toi ?
- Est-ce que je peux vous prendre en photo ?

Ik heb een foto van de luchthaven.

J'ai une photo de l'aéroport.

Hoeveel meisjes zijn er op deze foto?

Combien de filles y a-t-il sur cette image ?

Dit is een foto van mijn zus.

C'est une photo de ma sœur.

Ik heb een foto van haar gemaakt.

Je l'ai prise en photo.

Kan je een foto van ons nemen?

Peux-tu nous prendre en photo ?

Kan u een foto van ons nemen?

- Peux-tu nous prendre en photo ?
- Pouvez-vous nous prendre en photo ?

- Kijk alsjeblieft naar de foto die ik gekozen heb.
- Kijk alstublieft naar de foto die ik gekozen heb.

- Regardez, je vous prie, la photo que j'ai choisie.
- Regarde, je te prie, la photo que j'ai choisie.

- Mijn foto hangt in alle politiekantoren van het land.
- Mijn foto hangt in alle politiebureaus van het land.

Ma photo est dans tous les postes de police du pays.

Deze foto werd genomen van een ontmantelde zeecontainer

Cette photo a été prise à l'extérieur d'un conteneur maritime désaffecté