1. Home
  2. Translation in context
  3. Dutch-Italian
  4. Woning

Translation of "Woning" in Italian

0.019 sec.

Examples of using "Woning" in a sentence and their italian translations:

Mijn woning is nabij.

Il mio appartamento è vicino.

Je moet haar woning zien.

- Devi vedere casa sua.
- Tu devi vedere casa sua.
- Deve vedere casa sua.
- Lei deve vedere casa sua.
- Dovete vedere casa sua.
- Voi dovete vedere casa sua.

Heeft Tom een sleutel van Mary's woning?

Tom ha la chiave di casa di Mary?

Mijn woning is op de vierde verdieping.

Il mio appartamento è al quarto piano.

Ik deel een woning met mijn broer.

Condivido il mio appartamento con mio fratello.

- Hij woont in een appartement.
- Hij woont in een woning.

- Vive in un appartamento.
- Lui vive in un appartamento.
- Abita in un appartamento.
- Lui abita in un appartamento.

- Mijn woning is nabij.
- Mijn flat is nabij.
- Mijn appartement is dichtbij.

Il mio appartamento è vicino.

- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.

Il mio appartamento è al quarto piano.

Ze hebben een verhuisfirma gevraagd om hun eigendommen naar hun nieuwe woning te verhuizen.

Hanno assunto una società di traslochi per trasportare le loro cose alla loro nuova abitazione.

- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn flat bevindt zich op de vierde verdieping.

Il mio appartamento è al quarto piano.

- Mijn kamer is op de vierde verdieping.
- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.

- La mia camera è al quarto piano.
- Il mio appartamento è al quarto piano.