1. Home
  2. Translation in context
  3. Dutch-Spanish
  4. Telefoonnummer

Translation of "Telefoonnummer" in Spanish

0.021 sec.

Examples of using "Telefoonnummer" in a sentence and their spanish translations:

- Wat is jouw telefoonnummer?
- Wat is uw telefoonnummer?
- Wat is jullie telefoonnummer?

- ¿Cuál es tu número de teléfono?
- ¿Cuál es vuestro número de teléfono?

- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.

Dame tu número de teléfono.

- Welk is uw telefoonnummer?
- Welk is je telefoonnummer?

- ¿Cuál es tu número de teléfono?
- ¿Cuál es su número de teléfono?

- Kent zij uw telefoonnummer?
- Kent ze je telefoonnummer?

¿Sabe ella tu número de teléfono?

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben je telefoonnummer vergeten.
- Ik ben jullie telefoonnummer vergeten.

- Olvidé tu número de teléfono.
- Se me olvida tu número telefónico.

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben jullie telefoonnummer vergeten.

Olvidé tu número de teléfono.

- Ik ben uw telefoonnummer vergeten.
- Ik ben je telefoonnummer vergeten.

Olvidé tu número de teléfono.

Hier is mijn telefoonnummer.

Aquí tienes mi número de teléfono.

Weet jij Toms telefoonnummer?

- ¿Te sabes el número telefónico de Tom?
- ¿Te sabes el número de Tom?

Mijn telefoonnummer is 789.

Mi número de teléfono es 789.

Wat is het telefoonnummer?

¿Cuál es el número?

Wat is jouw telefoonnummer?

¿Cuál es tu número de teléfono?

Welk is je telefoonnummer?

¿Cuál es tu número de teléfono?

Mag ik je telefoonnummer?

¿Me dejas tu número de teléfono?

Welk is uw telefoonnummer?

¿Cuál es su número de teléfono?

- Geeft u me alstublieft uw telefoonnummer.
- Geef me alsjeblieft je telefoonnummer.

Dame tu número de teléfono por favor.

- Kun je me je telefoonnummer geven?
- Kan je mij je telefoonnummer geven?

¿Puedes darme tu número de teléfono?

Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.

Anoté su número de teléfono.

Ik heb dat telefoonnummer opgeschreven.

Yo anoté ese número de teléfono.

Heb je het telefoonnummer opgeschreven?

¿Has apuntado el número de teléfono?

Mijn telefoonnummer is 9876-5432.

Mi número de teléfono es 9876-5432.

Tom vroeg me mijn telefoonnummer.

Tom me pidió mi número de teléfono.

Geef me alsjeblieft je telefoonnummer.

Dame tu número de teléfono por favor.

Ik ben je telefoonnummer vergeten.

Olvidé tu número de teléfono.

- Mag ik je telefoonnummer?
- Kan ik je telefoonnummer krijgen?
- Mag ik je nummer?

- ¿Me das tu número celular?
- ¿Me das tu número de teléfono?
- ¿Puedo tener tu número de teléfono?
- ¿Me da su número de teléfono?

Kun je me je telefoonnummer geven?

- ¿Podrías enseñarme el número de tu celular, por favor?
- ¿Me das tu número de teléfono, por favor?

Geef me uw naam en telefoonnummer.

Dígame su nombre y su número de teléfono, por favor.

Mijn telefoonnummer is twee, vier, zes, acht.

Mi número de teléfono es el dos, cuatro, seis, ocho.

Waarom geef je me je telefoonnummer niet?

¿Por qué no me das tu número de teléfono?

Vertel me uw naam en telefoonnummer, alstublieft.

Dígame su nombre y su número de teléfono, por favor.

Maria kende noch zijn naam, noch zijn telefoonnummer.

María no sabía ni el nombre de él ni su número de teléfono.

Wat is het telefoonnummer van de Tokyo Dome?

¿Cuál es el número telefónico del Tokio Domo?

Schrijf alstublieft hier uw naam, adres en telefoonnummer.

Por favor, escriba aquí su nombre, dirección y número de teléfono.

- Mag ik je telefoonnummer?
- Mag ik je nummer?

- ¿Me das tu número de teléfono?
- ¿Puedo tener tu número de teléfono?

Kunt ge mij de naam en het telefoonnummer van die arts geven?

¿Me puedes dar el nombre y número de teléfono de ese doctor?