Examples of using "Holocaust" in a sentence and their dutch translations:
Is de Holocaust een hoax?
- Esther is een overlevende van de Holocaust.
- Esther is een Holocaust-overlever.
Er mag nooit meer een Holocaust gebeuren.
- Is je familie gestorven in de Holocaust?
- Is uw familie gestorven in de Holocaust?
- Is jullie familie gestorven in de Holocaust?
Esther overleefde de Holocaust.