Examples of using "Homeless" in a sentence and their dutch translations:
Hij is dakloos.
Tom is dakloos.
Zijn jullie dakloos?
Ik ben dakloos.
Zijn jullie allemaal dakloos?
Hij is dakloos.
en dakloos zonder inkomen.
Tom is blut en dakloos.
Het is een goede dag om dakloos te zijn.
Veel dakloze mensen kunnen zich geen gezond voedsel veroorloven.
Maria woont in een huis voor daklozen.
Hij heeft de nacht doorgebracht in een daklozencentrum.
wat als ik niet eens een huis heb, als ik dakloos ben,