Examples of using "Israel" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Israël.
Zal Israël Iran aanvallen?
Zal Iran Israël aanvallen?
We kunnen Israël boycotten.
Israël is een ontwikkeld land.
Mijn chef is afkomstig uit Israël.
Ik ben geboren in Israël.
Israël heeft de Westelijke Jordaanoever nodig.
Israël beheerst de Westelijke Jordaanoever.
Is Israël een democratisch land?
Israël is een erg klein land.
Israël wordt "Yisrael" genoemd in het Hebreeuws.
Jeruzalem is de hoofdstad van Israël.
Wat weet jij over Israël?
Ik ben in 2002 in Israël geboren.
De officiële taal van Israël is het moderne Hebreeuws.
Weet je zeker dat Israël een democratisch land is?
Hosni Moebarak heeft maar één vriend, namelijk Israël.
eeuwenlang onder Ottomaanse overheersing geweest.
staat, vocht tegen Israël, ook via daden van terrorisme.
Aan het einde van de oorlog controleerde Israël alles van het grondgebied met uitzondering van Gaza, die Egypte