Examples of using "Lottery" in a sentence and their dutch translations:
Ik won de lotto.
Het huwelijk is een loterij.
Ik won de lotto.
- Hij won de loterij.
- Hij heeft de loterij gewonnen.
Tom won de loterij.
Die bofkont heeft net de loterij gewonnen.
Ik heb de loterij gewonnen en we gaan naar de Bahama's.
Ik ga rijk worden. Ik heb net de loterij gewonnen.
Een geschikte man vinden is moeilijker dan de lotto winnen.
Als jullie de loterij zouden winnen, wat zouden jullie dan kopen voor dat geld?
Een geschikte man vinden is moeilijker dan de lotto winnen.
Als jullie de loterij zouden winnen, wat zouden jullie dan kopen voor dat geld?