1. Home
  2. Translation in context
  3. English-Dutch
  4. Played

Translation of "Played" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Played" in a sentence and their dutch translations:

- I played football and my sister played tennis.
- I played soccer and my sister played tennis.

Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.

You played.

Je speelde.

Marie played.

Maria speelde.

He played.

Hij speelde.

- We played soccer yesterday.
- We played football yesterday.

- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.

- I played soccer yesterday.
- I played football yesterday.

- Gisteren heb ik gevoetbald.
- Gisteren heb ik voetbal gespeeld.

I played soccer and my sister played tennis.

Ik speelde voetbal, en mijn zus speelde tennis.

She played basketball.

Ze speelde basketbal.

He played tennis.

Hij speelde tennis.

We played better.

We speelden beter.

We played baseball.

We speelden honkbal.

I played football.

- Ik heb gevoetbald.
- Ik speelde voetbal.
- Ik heb voetbal gespeeld.

I played guitar.

Ik speelde gitaar.

I played tennis.

- Ik speelde tennis.
- Ik tenniste.

Sami played football.

Sami speelde voetbal.

Tom played soccer.

Tom speelde voetbal.

- She played on the violin.
- She played the violin.

Ze speelde viool.

- We played baseball yesterday.
- We played a baseball game yesterday.

We hebben gisteren gehonkbald.

She totally played us,

Ze hield ons compleet voor de gek

We played baseball yesterday.

We hebben gisteren gehonkbald.

She played the violin.

Ze speelde viool.

We played soccer yesterday.

- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.

We played tennis yesterday.

We hebben gisteren getennist.

I played with friends.

Ik speelde met vrienden.

Austria played against Australia.

Oostenrijk speelde tegen Australië.

Tom played the piano.

Tom speelde piano.

Tom played the guitar.

Tom speelde gitaar.

Everyone played extremely well.

Iedereen speelde ontzettend goed.

I played soccer yesterday.

Gisteren heb ik voetbal gespeeld.

Tom formerly played percussion.

- Tom speelde vroeger percussie.
- Tom was een voormalige percussie-speler.

You played football yesterday.

Jij ging gisteren voetballen.

Tom played the tambourine.

- Tom speelde de tamboerijn.
- Tom heeft de tamboerijn gespeeld.

Tom played with us.

Tom speelde met ons.

In which he played a role, and I played another one.

...waarbij we allebei een andere rol hadden.

- I played tennis all day.
- I played tennis the whole day.

Ik heb de hele dag getennist.

- I would've rather played tennis.
- I would have rather played tennis.

Ik zou liever een potje tennis gespeeld hebben.

I played with my brother.

Ik speelde met mijn broer.

Tom played with the baby.

- Tom speelde met de baby.
- Tom heeft met de baby gespeeld.

They always played tennis here.

Ze speelden hier altijd tennis.

We played on the beach.

We speelden op het strand.

I played with the computer.

- Ik speelde met de computer.
- Ik heb met de computer gespeeld.

He played Hamlet on stage.

Hij speelde Hamlet op het toneel.

He played with his cat.

Hij speelde met zijn kat.

She played the piano beautifully.

Ze speelde prachtig piano.

The children played with magnets.

De kinderen speelden met magneten.

I played tennis with Tom.

Ik heb tennis gespeeld met Tom.

I would've rather played tennis.

Ik zou liever een potje tennis gespeeld hebben.

I've never played soccer before.

Ik heb nooit eerder gevoetbald.

Yesterday I played with Tony.

Gisteren speelde ik met Tony.

Sami played with his grandchildren.

Sami speelde met zijn kleinkinderen.

The orchestra played wonderful symphonies.

Het orkest speelde wondermooie symfonieën.

- Dick played the piano and Lucy sang.
- Dick played piano and Lucy sang.

Dick speelde piano en Lucy zong.

- I didn't know you played chess.
- I didn't know that you played chess.

Ik wist niet dat je schaakte.

She played the piano well enough.

Ze speelde behoorlijk goed piano.