Examples of using "âgée" in a sentence and their dutch translations:
Zij is ouder dan Tom.
Ze is zes jaar ouder dan ik.
Mijn zus is ouder dan mijn broer.
Mijn moeder is ouder dan mijn vader.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
We moeten er rekening mee houden dat ze al oud is.
Fatima is de oudste leerlinge van onze klas.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Hij trouwde een ouder meisje dan hij is.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Is jouw zus ouder dan jij?
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Ze lijkt jong maar eigenlijk is ze ouder dan jij.
Zij is ouder dan Tom.
Er was een meisje van vijf jaar in het gezin.
Zij is ouder dan hij.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Onder leiding van het oudste vrouwtje houdt de kudde de kleintjes in beweging.
Ze is zes jaar ouder dan ik.
Ze is zes jaar ouder dan ik.
Je bent oud genoeg om beter te weten dan je zo te gedragen.
Ik ben te oud voor Tom.
Ik ben ouder dan jij.