Examples of using "Allemands" in a sentence and their dutch translations:
- Bent u Duits?
- Zijn jullie Duits?
Duitsers zijn perfectionisten.
Jullie zijn Duitsers, toch?
- Duitsers zijn zeer sluw.
- Duitsers zijn zeer gewiekst.
Duitse winters zijn koud.
Jullie zijn Duitsers, toch?
Jullie zijn Duitsers, toch?
Duitse soldaten marcheerden door Frankrijk.
Bent u ook Duits?
Wij Duitsers vrezen God, maar niets anders op de wereld.
De directeur toont aan de Duitse zakenmensen de Eiffeltoren.
Duitsers zijn gewaarschuwd om geen komkommers te eten.
Duitse mannen gaan vaker naar de kapper dan Duitse vrouwen.
Als ze het over een gemakkelijk leven hebben, zeggen Duitsers "leven als God in Frankrijk".
De Duitsers hebben geen gevoel voor humor? Ik vind dat niet grappig!
Samen met Groot-Brittannië zou Frankrijk de import van afvalstoffen uit Duitsland kunnen verbieden.
Sommige Duitse woorden zijn uiterst moeilijk uit te spreken voor Engelstalige sprekers, bij voorbeeld: "Streichholzschächtelchen."
De Berlijnse Muur werd gebouwd om te voorkomen dat Oost-Duitsers naar het Westen zouden vluchten.
Zelfs nu, jaren na de Koude Oorlog, is er nog steeds veel wrevel tussen Russen en Duitsers, vooral in gebieden die vroeger door de Sovjet-Unie werden bezet.
Het is onmenselijk hoe de Duitsers hun werkwoorden in stukken snijden. Een werkwoord heeft het in deze wereld al moeilijk genoeg om in één stuk te blijven. Het is ronduit barbaars om het te splitsen. Maar dat is precies wat die Duitsers doen. Ze nemen een deel van een werkwoord en leggen het hier neer, als een staak, nemen vervolgens het andere deel van het werkwoord en leggen het, als een andere staak, ginder aan de overkant en tussen die twee limieten scheppen ze nog maar een hoop Duits.