Translation of "Catalan" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Catalan" in a sentence and their dutch translations:

- Tu parles catalan ?
- Parlez-vous le catalan ?

- Spreekt u Catalaans?
- Spreek jij Catalaans?
- Spreken jullie Catalaans?

Tu parles catalan ?

Spreek jij Catalaans?

Parlez-vous catalan ?

Spreekt u Catalaans?

J'apprends le catalan.

Ik leer Catalaans.

- Je ne parle pas le catalan.
- Je ne parle pas catalan.

Ik spreek geen Catalaans.

Je ne parle pas catalan.

Ik spreek geen Catalaans.

On parle le catalan en Andorre.

Het Catalaans wordt gesproken in Andorra.

Je ne parle pas le catalan.

Ik spreek geen Catalaans.