Examples of using "Chambre" in a sentence and their dutch translations:
- Maak je kamer schoon.
- Maak uw kamer schoon.
- Dit is jouw slaapkamer.
- Dit is uw slaapkamer.
- Dit is jullie slaapkamer.
Maak je kamer schoon.
Hou uw kamer proper.
Veeg mijn kamer schoon.
Blijf in je kamer.
- Hebt u een kamer?
- Heb je een kamer?
Kamer te huur.
Laten we onze kamer kuisen.
Dit is mijn kamer.
- Een tweepersoonskamer.
- Een dubbele kamer.
Lucht uw kamer uit!
Lucht je kamer uit!
Maak je kamer schoon.
Ik heb een kamer nodig.
Hij houdt zijn kamer schoon.
Ik heb het in uw kamer gezet.
al die tijd daar in die ziekenhuiskamer.
Een- of tweepersoonskamer?
Kom mijn kamer in.
Ik wil graag mijn kamer veranderen.
Deze kamer is rustig.
- Deel je een kamer?
- Deelt u een kamer?
- Delen jullie een kamer?
Ik heb mijn kamer opgeruimd.
Ik heb een grote kamer.
Waar is je kamer?
Blijf in je kamer.
Heb je een kamer?
Hoeveel kost de kamer?
- Hij ging de kamer binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.
Hij heeft zijn eigen kamer.
Ik heb mijn kamer opgeruimd.
Ik wil graag een hotelreservering.
Het is een zeer stille kamer.
Hij houdt zijn kamer schoon.
Hij is in zijn kamer aan het spelen.
Je moet je kamer opruimen.
Alice slaapt in mijn kamer.
Ik zal in mijn kamer slapen.
Alice slaapt in haar kamer.
De kamer is vrij klein.
Ik wil een eigen kamer.
Tom heeft zijn eigen kamer.
- Ik slaap in mijn kamer.
- Ik slaap in mijn slaapkamer.
Mijn kamer is een varkensstal.
Ze toonde mij haar kamer.
Mijn kamer is echt klein.
Mij kamer is vol gevaren.
Tom slaapt in zijn kamer.
Dit is Toms kamer.
Hij moest zijn kamer opruimen.
- Hij ging de kamer binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.
Ik moet een kamer huren.
Hij verduisterde de kamer.
Wil je je kamer zien?
Blijf uit mijn kamer.
Ik moet mijn kamer opruimen.
Wiens kamer is dit?
- Hij ging zijn kamer binnen.
- Hij ging zijn kamer in.
- Hij is zijn kamer in gegaan.
Ik voel me op mijn gemak in deze kamer.
Ik ben in mijn kamer.
Je moet je kamer opruimen.
Mijn vader is in zijn kamer.
Hou je kamer zo netjes als je kan.
Je hebt kaarsen in je kamer aangestoken.
Wat doe jij in mijn kamer?
Ik hoorde een geluid in de slaapkamer.
Ik hoorde een geluid in de slaapkamer.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
Hij is in zijn kamer aan het spelen.