Examples of using "Conduire " in a sentence and their dutch translations:
- Kun je autorijden?
- Kan je rijden?
- Kunnen jullie rijden?
- Kunt u rijden?
Kan je moeder autorijden?
Kan je moeder autorijden?
- Mag ik uw rijbewijs zien?
- Laat me je rijbewijs zien, alsjeblieft.
- Laat me alstublieft je rijbewijs zien.
- Wat? Kunt ge nog altijd niet autorijden?
- Wat? Kun je nog steeds niet autorijden?
- Kunt u autorijden?
- Kun je autorijden?
Kun je autorijden?
Kan uw broer autorijden?
- Kunt gij autorijden?
- Kunt u autorijden?
- Kan je rijden?
- Kan u rijden?