Examples of using "Excuse" in a sentence and their dutch translations:
- Excuseer.
- Pardon.
- Excuseer!
Pardon.
Excuseer me!
Hij vond een excuus uit.
Dat is een goedkope uitvlucht.
Pardon.
Ge zult een of ander excuus moeten vinden.
- Excuseer.
- Pardon.
- Sorry...
dan de overheid verder excuus te geven
- Excuseer.
- Pardon.
- Excuseer!
- Het spijt me.
Oh, excuseer me!
Het spijt me. Kun je je even omdraaien?
- Excuseer.
- Sorry...
- Het spijt me.
- Mijn excuses.
Excuseer, weet u hoe laat het nu is?
- Excuseer.
- Pardon.
- Excuseer!
- Mijn excuses.
- Excuseer.
- Pardon.
- Excuseer!
- Het spijt me.
- Mijn excuses.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
Wat?! Je hebt je huiswerk niet gemaakt vanwege een voetbalwedstrijd? Dat is geen excuus!
Ik heb geen postzegelverzameling, maar ik heb een verzameling van Japanse prentkaarten, die ik als voorwendsel kan gebruiken om haar bij mij uit te nodigen.