Examples of using "Fume" in a sentence and their dutch translations:
- Rookt zij?
- Is ze aan het roken?
- Rookt zij?
- Is ze aan het roken?
- Ik rook.
- Ik ben aan het roken.
- Hij rookt.
- Hij is aan het roken.
- Zij rookt.
- Zij is aan het roken.
Tom rookt.
Is ze aan het roken?
De ketel stoomt.
Mijn vader rookt.
Verboden te roken!
- Zij rookt veel.
- Ze rookt veel.
Tom rookt veel.
Ik rook niet.
Mijn vader rookt zelden.
Hij rookt niet.
Zij rookt niet.
Ik rook sigaretten.
Rook niet te veel.
Tom rookt niet.
Susan rookt nooit.
Mijn broer rookt heel veel.
Is ze aan het roken?
Rookt Tom?
Ze rookt altijd.
Rookt Sami?
Rook niet.
Ze rookt twintig sigaretten per dag.
Ik rook noch drink.
Rook alsjeblieft niet.
Vind je het erg als ik rook?
Vind je het erg als ik rook?
In deze kamer wordt niet gerookt.
Stoort het u als ik hier rook?
Vind je het erg als ik rook?
Rook hier niet.
Hij rookt niet.
Ik rook evenveel, wat je ook zegt.
Hij rookt noch drinkt.
Hoelang zit ze nu al te kettingroken?
Staat u toe dat ik hier rook?
- Verboden te roken.
- Verboden te roken!
- Vind je het erg als ik rook?
- Vinden jullie het erg als ik rook?
Hij rookt noch drinkt.
Jane is dik en onbeschoft en rookt te veel. Maar Ken vindt haar schattig en charmant. Daarom wordt er gezegd dat liefde blind is.