Examples of using "Prêtre" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een priester.
Bent u een priester?
Tom is een priester.
en opleiding om priester te worden.
Het gewaad van de priester fladderde zachtjes in de wind.
Ik geef het op. Wat hebben een Ierse priester en een Congoleese medicijnman gemeen?