Translation of "Réunion " in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Réunion " in a sentence and their dutch translations:

- Vas-tu assister à la réunion ?
- Participerez-vous à la réunion ?
- Participeras-tu à la réunion ?

Komt u naar de bijeenkomst?

Participeras-tu à la réunion ?

Komt ge naar de vergadering?

Qui a organisé cette réunion ?

Wie heeft deze vergadering georganiseerd?

- Avez-vous prévu de participer à la réunion ?
- Prévoyez-vous de participer à la réunion ?

- Bent u van plan deel te nemen aan de bijeenkomst?
- Ben je van plan aan de vergadering deel te nemen?
- Bent u van plan bij de vergadering aanwezig te zijn?

Avez-vous prévu de participer à la réunion ?

Bent u van plan deel te nemen aan de bijeenkomst?

Combien de personnes étaient-elles présentes à la réunion ?

Hoeveel mensen waren er in de vergadering aanwezig?