Examples of using "Repasser" in a sentence and their dutch translations:
Ik haat strijken.
Ik moet mijn hemd strijken.
Dan laat zijn stropdassen altijd strijken.
Strijk het hemd alstublieft.
Hij heeft zijn strijkijzer hersteld.
- Heeft hij zijn broek laten strijken?
- Heeft hij zijn pantalon laten strijken?
Ze was haar jurk aan het strijken.
Ze verbrandde zich aan het strijkijzer.
Heeft u eraan gedacht de eerste les te herhalen?
Je moet niet tegelijkertijd de strijkbout, de waterkoker en de radiator aandoen.
Ik moet volgende week opnieuw een examen Engels afleggen.
Ik kan niet tegelijk mijn nagels knippen en de strijk doen!