Translation of "Repasser" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Repasser" in a sentence and their dutch translations:

Je déteste repasser.

Ik haat strijken.

Je dois repasser ma chemise.

Ik moet mijn hemd strijken.

Dan fait toujours repasser ses cravates.

Dan laat zijn stropdassen altijd strijken.

Je te prie de repasser la chemise.

Strijk het hemd alstublieft.

Il a réparé son fer à repasser.

Hij heeft zijn strijkijzer hersteld.

Est-ce qu'il a fait repasser son pantalon ?

- Heeft hij zijn broek laten strijken?
- Heeft hij zijn pantalon laten strijken?

Elle était en train de repasser sa robe.

Ze was haar jurk aan het strijken.

Elle se brûla avec le fer à repasser.

Ze verbrandde zich aan het strijkijzer.

Avez-vous pensé à repasser la première leçon ?

Heeft u eraan gedacht de eerste les te herhalen?

Il ne faut pas allumer le fer à repasser, la bouilloire et le radiateur en même temps.

Je moet niet tegelijkertijd de strijkbout, de waterkoker en de radiator aandoen.

- Je dois repasser un examen d'anglais la semaine prochaine.
- J'ai un rattrapage en anglais la semaine prochaine.

Ik moet volgende week opnieuw een examen Engels afleggen.

- Je ne peux pas me couper les ongles et faire le repassage en même temps !
- Je ne peux pas me couper les ongles et repasser en même temps.

Ik kan niet tegelijk mijn nagels knippen en de strijk doen!