Examples of using "Suédois" in a sentence and their dutch translations:
Ik spreek Zweeds.
Spreek je Zweeds?
Jullie zijn Zweeds.
Ik spreek Zweeds.
- Spreekt u Zweeds?
- Spreken jullie Zweeds?
Ik leer Zweeds.
De Zweedse winter is donker.
Ik spreek Zweeds.
Ik leer Zweeds en Duits.
Helga is een Zweedse naam.
Ik wil graag Zweeds beheersen.
- Ik ben Fin, maar ik spreek ook Zweeds.
- Ik ben Fins maar ik spreek ook Zweeds
Ik ben Fins maar ik spreek ook Zweeds
- Ik ben Fin, maar ik spreek ook Zweeds.
- Ik ben Fins maar ik spreek ook Zweeds
nodigden Zweedse politici Bernadotte uit om kroonprins van Zweden te worden:
Zijn eigen verhaal zegt dat hij de zoon was van een Zweedse koning en een draak versloeg ...
die zich zijn eerlijke behandeling van Zweedse gevangenen drie jaar eerder in Pommeren herinnerden.
toestemming, zelfs toen Bernadotte duidelijk maakte dat hij als kroonprins Zweedse belangen zou nastreven.