1. Home
  2. Translation in context
  3. German-Dutch
  4. „klar“

Translation of "„klar“" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "„klar“" in a sentence and their dutch translations:

- Alles klar.
- Klar.

Duidelijk.

Klar.

Duidelijk.

Alles klar.

Mooi.

Ja, klar.

Natuurlijk.

„Klar“, sagt er.

Hij zegt: "Natuurlijk".

Ist das klar?

Is dat duidelijk?

Ist alles klar?

Is alles duidelijk?

Alles klar, Chef!

- Oké, chef!
- Oké, baas!
- Alles in orde, baas!

Es ist klar.

Het is duidelijk.

Alles ist klar.

- Alles is duidelijk.
- Alles is helder.

Klar kannst du.

Natuurlijk mag dat.

Aber klar doch!

- Natuurlijk.
- Duidelijk.
- Uiteraard!

Dass mir klar machte,

waardoor ik erachter kwam

- Ja, natürlich.
- Ja, klar.

Ja, zeker.

Mein Urin ist klar.

Mijn urine is helder.

Der Himmel ist klar.

De lucht is helder.

Ist meine Erklärung klar?

Is mijn uitleg duidelijk?

- In Ordnung.
- Alles klar.

In orde.

Ja, ja, na klar.

Ja, ja, natuurlijk.

- Natürlich!
- Selbstverständlich!
- Na klar!

Natuurlijk!

Alles klar, meine Freunde. Hallo.

Goed, vrienden. Hallo.

Drücke deine Gedanken klar aus.

Druk je gedachten klaar uit.

Na klar, werde ich gehen.

Natuurlijk ga ik.

Der Grund hierfür ist klar.

De reden hiervoor is duidelijk.

Das ist mir schon klar.

Dat besef ik wel.

„Darf ich mitmachen?“ – „Ja klar.“

"Mag ik meedoen?" "Ja hoor."

- Ja, klar!
- Jawohl!
- Ja sicher!

Ja, natuurlijk!

Ihr habt das getrunken? Na klar.

Heb je het echt opgedronken? Natuurlijk.

Das ist so klar wie Kloßbrühe.

Dit is zo klaar als een klontje.

Ich werde sie ganz klar vermissen.

Ik zal ze zeker missen.

Es war klar, dass er lügt.

Het was duidelijk dat hij loog.

Das Wasser ist klar und tief.

Het water is helder en diep.

Mir ist gerade etwas klar geworden.

Ik besef net iets.

- Ich denke, ich war nicht klar genug.
- Ich habe mich wohl nicht klar genug ausgedrückt.

Ik denk dat ik niet duidelijk genoeg ben geweest.

Und in dem Moment wird mir klar,

En op dat moment besef ik

Es ist klar, was getan werden muss.

Het is duidelijk wat er nu te doen staat.

Maria kommuniziert ihre Ideen klar und deutlich.

Maria brengt haar ideeën helder en duidelijk over.

Die Unfallursache ist noch immer nicht klar.

De oorzaak van het ongeval is nog altijd niet duidelijk.

Mit Tom komme ich schon selber klar.

- Ik kan Tom zelf wel aan.
- Ik kan Tom alleen wel aan.

Es ist klar, dass er gelogen hat.

Het is duidelijk dat hij gelogen heeft.

Ich komme mit meinem jüngeren Bruder klar.

Ik kan goed opschieten met mijn jongere broer.

Es war klar, dass sie gelogen hatten.

Het was duidelijk dat ze gelogen hadden.

Das ist doch ganz klar eine Lüge!

Dat is duidelijk een leugen.

Es ist klar, dass er schuldig ist.

Het is duidelijk dat hij schuldig is.

War dir klar, wie dumm er war?

Besefte je hoe dom hij was?

Es ist klar, dass er die Antwort weiß.

Het is duidelijk dat hij het antwoord weet.

Langsam wird mir klar, dass es unmöglich ist.

Ik begin te beseffen dat het onmogelijk is.

Ist das klar, dass das eine Provokation ist?

Is het duidelijk dat het een provocatie is?

Wir können weitergehen, wenn es wieder klar wird.

We zullen verder kunnen gaan als het opheldert.

- Das ist so klar wie Kloßbrühe.
- Das klipp und klar.
- Das klippklar.
- Das ist glasklar.
- Das ist doch sonnenklar.

- Dit is zo klaar als een klontje.
- Het is zo klaar als een klontje.

Alles klar, sind Sie bereit für die erste Frage?

Goed, zijn jullie klaar? Voor de eerste?

Der Unterschied zwischen den beiden Versionen ist nicht klar.

Het verschil tussen de twee versies is niet duidelijk.

Es ist nicht klar, wer diesen Brief geschrieben hat.

Het is niet duidelijk wie deze brief geschreven heeft.

- Ich weiß.
- Das weiß ich.
- Das ist mir klar.

Ik weet het.

Mir wurde schnell klar, dass wir nicht sehr viel wissen.

Ik leerde snel dat we niet veel weten.

Irgendwie ist ihm klar, dass das Ding nicht gefährlich ist,

Ze beseft dat dit ding niet gevaarlijk is.

Es ist nicht klar, ob sie zustimmen wird oder nicht.

Het is niet duidelijk of ze zal instemmen.

- Natürlich!
- Selbstverständlich!
- Auf jeden Fall!
- Na klar!
- Aber sicher doch!

- Natuurlijk!
- Jawel.
- Uiteraard!

- "Kann ich mit dir gehen?" - "Sicher!"
- „Darf ich mit?“ – „Klar!“

''Mag ik met je mee?'' ''Ja, hoor!''

- Es ist eindeutig Toms Verantwortung.
- Das ist klar Toms Verantwortung.

Het is duidelijk de verantwoordelijkheid van Tom.

Dass ich mit dem klar komme, was nicht tun kann,

is dat ik aanvaard wat ik uiteindelijk niet kan,

Ab jetzt beende ich es, wenn es mir klar wird.

Voortaan is het afgelopen zodra ik het weet.

- Der Himmel hellte sich auf.
- Der Himmel ist wieder klar.

De lucht klaarde op.

Es gibt keinen Geruch und das Wasser ist rein und klar.

Er is geen geur en het water is zuiver en helder.

- Der Grund hierfür liegt auf der Hand.
- Der Grund hierfür ist klar.

De reden hiervoor is duidelijk.

- Der Himmel ist beinahe jeden Tag wolkenlos.
- Der Himmel ist offen, fast jeden Tag.
- Der Himmel ist fast täglich klar.
- Der Himmel ist fast jeden Tag klar.

Bijna elke dag is de hemel helderblauw.

, aber es ist klar, dass sie nichts für ihn tun können, und beginnt,

, maar het is duidelijk dat ze niets voor hem kunnen doen, dus begint hij

Nach 125 Jahren Entwicklung ist klar: Esperanto ist mehr als nur eine Sprache.

Na 125 jaar ontwikkeling is het duidelijk: Esperanto is meer dan alleen een taal.

Die Schadenschätzungen variieren stark, aber es ist klar beide Seiten haben katastrophale Verluste erlitten.

Slachtoffer-aantallen variëren enorm, maar het is duidelijk beide partijen hebben catastrofale verliezen geleden.

- Ich glaube, damit komme ich alleine zurecht.
- Ich glaube, damit komme ich selbst klar.

Ik denk dat ik daar zelf wel in slaag.

- Es ist klar, dass er gelogen hat.
- Es ist offensichtlich, dass er gelogen hat.

Het is duidelijk dat hij gelogen heeft.

Vielen Dank für die gewissenhafte Korrektur! Meine Fehler sind mir mehr als klar geworden.

Heel veel dank voor de weloverwogen correcties! Mijn fouten zijn me overduidelijk geworden.

„Kannst du dieses Tier identifizieren?“ – „Na klar! Das ist ein Kamel!“ – „Falsch! Ein Dromedar!“

"Kan je dit dier identificeren?" "Natuurlijk, het is een kameel!" "Verkeerd! Een dromedaris!"

Plötzlich wurde mir klar, dass ich Energie habe, um wieder zu fotografieren und zu filmen.

Opeens besefte ik dat ik energie heb om weer te fotograferen en filmen.

Es war jedem klar, dass die Ehe früher oder später in einer Scheidung enden würde.

Het was voor iedereen duidelijk dat het huwelijk vroeg of laat op een scheiding zou uitdraaien.