Examples of using "Abreisen" in a sentence and their dutch translations:
Ga je morgen vertrekken?
Ik vertrek zondag.
Wanneer vertrek je hier?
Ga je morgen vertrekken?
Het zou zo goed zijn als ik nu op reis kon vertrekken!
- Ga je morgen naar Noboribetsu?
- Vertrekt u morgen naar Noboribetsu?