Examples of using "Hassen" in a sentence and their dutch translations:
Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.
Deze broers haten elkaar.
Iedereen haat Tom.
Iedereen haat hem.
Iedereen haat me.
Katten haten stofzuigers.
Wij haten spinnen.
Zij haten spinnen.
Ze haten hem.
Katten haten water.
- Kinderen hebben een hekel aan irritante leraren.
- Kinderen hebben er een hekel aan om leraren te irriteren.
Ik zou je nooit kunnen haten.
- Kinderen haten vaak spinazie.
- Kinderen hebben vaak een hekel aan spinazie.
Kinderen hebben een hekel aan irritante leraren.
Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.
- Onze kinderen haten ons.
- Onze kinderen hebben een hekel aan ons.
Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.
- Waarom haat iedereen je?
- Waarom haat iedereen jullie?
Als de mensen u haten, wees dan goed voor hen.
Die mensen haten alle vreemdelingen.
Ik zou je nooit kunnen haten.
Kinderen hebben er een hekel aan om leraren te irriteren.
Iedereen haat me.
Iemand haten is heel gemakkelijk.
Ik heb goede redenen om Tom te haten.
Iedereen haat me omdat ik lelijk ben.
Waarom haat je me?
Katten haten water.
Is het waar dat Hongaren het getal zeven haten?
Het is dom alle rozen te haten omdat één ervan je geprikt heeft.
De meeste ontwikkelaars hebben een hekel aan debuggen; het is leuker om programmeerfouten te maken dan ze op te lossen.
- De meesten haten foutopsporing. Het is plezanter fouten te programmeren dan ze te verwijderen.
- De meeste ontwikkelaars hebben een hekel aan debuggen; het is leuker om programmeerfouten te maken dan ze op te lossen.