Examples of using "Hunden" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb schrik van honden.
- Ik ben bang voor honden.
Ik heb schrik van honden.
Hij is erg bang van honden.
Hij is bang voor honden.
Ik heb schrik van honden.
- Het meisje heeft schrik van honden.
- Het meisje is bang voor honden.
Hij is erg bang van honden.
Zij heeft heel veel schrik van honden.
Tom was vroeger bang voor honden.
De honden maakten ons bang.
Ben je niet bang voor honden?
Tom is niet bang voor honden.
Een vuile adem besmet 't reine glas.