Examples of using "Kostet" in a sentence and their dutch translations:
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel is dit?
Hoeveel kost dit?
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost dat?
- Hoeveel is dit?
- Hoeveel kost dit?
Dromen kost niets.
Een permanentje kost extra.
Het kost niets om vragen te stellen.
Wat kost deze stropdas?
Hoeveel kost deze paraplu?
- Hoeveel kost dit uurwerk?
- Hoeveel kost dit horloge?
Hoeveel kost deze radio?
Hoeveel kost deze bank?
Hoeveel kost een kamer?
- Weet u hoeveel het kost?
- Weet jij hoeveel het kost?
- Weten jullie hoeveel het kost?
Dit hemd kost tien dollar.
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost dat?
Hoeveel kost die broek?
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
Deze cd kost tien dollar.
"Hoeveel kost deze zakdoek?" "95 cent."
- Hoeveel gaat dit grapje kosten?
- Hoeveel gaat me dat kosten?
- Hoeveel gaat dat me kosten?
Hoeveel kost deze pet?
Het kost 2 euro.
Hoeveel kost deze banaan?
Hoeveel kost deze paraplu?
- Het kost 20 euro.
- Dat kost 20 euro.
Hoe duur is de toegangsprijs?
Hoeveel kost deze radio?
- Hoeveel kost dit uurwerk?
- Hoeveel kost dit horloge?
Dit kost bijna niets.
Hoeveel kost het?
Geld lenen kost geld.
Dit speelgoed is duur.
Hoeveel kost dit?
Hoeveel kost een halve kilogram?
Hoeveel kost het hele pakket?
- Hoeveel kost dat?
- Hoeveel kost dit ding?
Heb je gezien hoeveel deze telefoon kost? Dat is een rib uit mijn lijf!
Deze pop kost maar zestig cent.
Dit boek kost 4 dollar
Hoeveel kost deze jurk?
Hoeveel kost een buskaartje?
Hoeveel kost die mountainbike?
De zonnebril kost twintig euro.
Hoeveel kost deze zakdoek?
Een goed woord kost niets.
Hoeveel kost dat boek?
Hoeveel kost een kamer?
Het boek kost vijf dollar.
Hoeveel kost een ei?
Wat kost deze stropdas?
Hoeveel kost het sinaasappelsap?
De thee kost twee euro.
Hoeveel kost deze klok?
Dat zou me veel tijd kosten.
Weet jij hoeveel het kost?
Dit hemd kost tien dollar.
Hoeveel kost deze paraplu?