1. Home
  2. Translation in context
  3. German-Dutch
  4. Marias

Translation of "Marias" in Dutch

0.013 sec.

Examples of using "Marias" in a sentence and their dutch translations:

Marias Schuhe sind schmutzig.

Mary's schoenen zijn vies.

Tom ist Marias Gärtner.

Tom is Mary's tuinier.

Ich bin Marias Freund.

- Ik ben Maria haar vriend.
- Ik ben Maria's vriend.
- Ik ben het vriendje van Maria.

Ich hasse Marias Freund.

- Ik haat Maria's vriend.
- Ik haat Maria haar vriend.

Ich kenne Marias Vater.

Ik ken de vader van Maria.

Marias Freund heißt Tom.

De vriend van Mary heet Tom.

Sie ist Marias Schwägerin.

Zij is de schoonzus van Maria.

Tom verband Marias Schnittwunde.

Tom deed een pleister op Mary's snee.

Tom ist Marias Jüngster.

Tom is de jongste zoon van Mary.

Tom ist Marias Lehrer.

- Tom is de leraar van Maria.
- Tom is Maria's leraar.

Tom ist Marias Nachbar.

- Tom is de buurman van Maria.
- Tom is Maria’s buurman.

Tom ist Marias Freund.

Tom is Mary's vriend.

Tom ist Marias Stiefvater.

Tom is de stiefvader van Maria.

Marias Mann gefallen Brünette.

De man van Maria houdt van brunettes.

Tom braucht Marias Hilfe.

Tom heeft Maria's hulp nodig.

Marias Spiegel ist zerbrochen.

Maria's spiegel is kapot.

Das ist Marias Ehemann.

- Dat is Maria's man.
- Dat is Maria haar man.

Ich bin Marias Sohn.

Ik ben Maria's zoon.

- Tom ignorierte Marias Warnung.
- Tom schlug Marias Warnung in den Wind.

Tom negeerde Maria's waarschuwing.

Tom gefiel Marias neue Frisur.

Tom vond Maries nieuw kapsel mooi.

Tom spielt mit Marias Katze.

Tom speelt met Maria's kat.

Tom ist Marias älterer Bruder.

Tom is Maria's oudste broer.

Tom ist der Sohn Marias.

- Tom is de zoon van Maria.
- Tom is Maria's zoon.

Tom will Marias Mitleid nicht.

Tom hoeft Maria's medelijden niet.

Tom wollte Marias Zimmer sehen.

Tom wilde Mary's kamer zien.

Tom folgte Marias Rat nicht.

Tom volgde het advies van Mary niet op.

Tom massierte Marias verspannte Schultern.

Tom masseerde de stijve schouders van Maria.

Tom konnte Marias Parfum riechen.

Tom kon Maria's parfum ruiken.

Marias plötzlicher Tod hat alle überrascht.

De plotselinge dood van Maria heeft iedereen verrast.

Ich habe Tom Marias Telefonnummer gegeben.

Ik heb Tom Maria's telefoonnummer gegeven.

Marias neue Frisur ist ganz vorteilhaft.

Maria's nieuwe kapsel staat haar geweldig.

Tom ist nicht mehr Marias Freund.

Tom is niet meer Mary’s vriendje.

Tom kennt einige von Marias Freunden.

Tom kent sommigen van Maria's vrienden.

Tom weiß, wie Marias Hund heißt.

- Tom weet de naam van de hond van Maria.
- Tom kent de naam van Maria's hond.

Tom wollte nicht Marias Gefühle verletzen.

Het was niet Toms bedoeling om Maria's gevoelens te kwetsen.

Toms Hund hat Marias Katze totgebissen.

Toms hond doodde Maria's kat.

Marias Spielfigur war eine vollbusige Amazone.

Mary's personage was een rondborstige Amazone.

Du hättest Marias Gesichtsausdruck sehen sollen.

Je had Maria's gezicht moeten zien.

Marias Frisörin kommt aus den Niederlanden.

Maria's kapper is Nederlands.

Tom ist nicht Marias leiblicher Vater.

Tom is niet de biologische vader van Maria.

- Ich war es, die Marias Diamantring gestohlen hat.
- Ich war es, der Marias Diamantring gestohlen hat.

Ik was degene die Maria's diamanten ring had gestolen.

Tom hätte Marias Geld nicht stehlen sollen.

Tom had Maria's geld niet mogen stelen.

Tom sagte, er habe Marias Stimme gehört.

Thomas zei dat hij de stem van Maria had gehoord.

Marias Mann ist so alt wie meiner.

Mary's man is mijn mans leeftijd.

Tom bringt ohne Marias Hilfe nichts zustande.

Tom krijgt zonder hulp van Maria niets voor elkaar.

Tom ist in Marias beste Freundin verliebt.

Tom is verliefd op de beste vriendin van Maria.

Tom konnte nicht alle Fragen Marias beantworten.

Tom kon niet al Mary's vragen beantwoorden.

Tom bemerkte eine Schussverletzung an Marias rechtem Arm.

Tom merkte een schotwond in Mary's rechterarm op.

Tom nahm den Verband von Marias Bein ab.

Tom verwijderde het verband van Maria's been.

Tom hat zu Marias Geburtstag eine Handtasche gekauft.

Tom heeft een handtas gekocht voor Maria's verjaardag.

Tom war von Marias Verhalten ein wenig überrascht.

Tom was enigszins verbaasd door Mary's gedrag.

Marias Eltern sind noch nicht nach Hause zurückgekehrt.

De ouders van Maria zijn nog niet terug thuis.

Tom hat Marias Tasche im Auto liegen lassen.

Tom heeft Maria's tas in de auto gelaten.

Tom hat Marias Brief noch nicht einmal geöffnet.

Tom opende zelfs de brief van Mary niet.

Tom passt heute Abend auf Marias Kinder auf.

Tom past vanavond op de kinderen van Mary.

Tom unterzeichnete alle Dokumente, die Marias Anwalt ihm vorlegte.

Tom ondertekende alle documenten die Maria's advocaat hem voorlegde.

Tom haben Marias ständige Nörgeleien schwer zu schaffen gemacht.

Tom heeft erg last gehad van Maria's constante gezeur.

Tom schmeißt nächsten Samstag eine Überraschungsparty zu Marias Geburtstag.

Tom organiseert volgende week zaterdag een verrassingsfeestje voor de verjaardag van Maria.

Tom hat das Haus kurz nach Marias Auszug verlassen.

Tom heeft het huis een korte tijd nadat Maria vertrok verlaten.

Tom fing an, auf Marias Kosten Witze zu reißen.

Tom begon grappen te maken over Maria's rug.

- Tom benötigt die Hilfe von Mary.
- Tom braucht Marias Hilfe.

Tom heeft Maria's hulp nodig.

Wenn ich weiterhin Marias Geblödel anhören muss, werde ich verrückt.

- Als ik nog verder naar Mary's gewawwel moet luisteren word ik boos.
- Als ik nog langer naar Maria's geklets moet luisteren, word ik gek.

- Tom geriet mit Marias Bruder aneinander und brach sich die Nase.
- Tom geriet in eine Schlägerei mit Marias Bruder und brach sich die Nase.

Tom kreeg het aan de stok met Maria's broer en brak zijn neus.

- Tom weiß, wer Maria ins Auto gebrettert ist.
- Tom weiß, wer auf Marias Auto aufgefahren ist.
- Tom weiß, wer mit Marias Auto zusammengestoßen ist.

Tom weet wie er tegen de auto van Maria is gereden.

Marias Waschmaschine ging eine Woche, nachdem die Garantie abgelaufen war, kaputt.

- Maria's wasmachine raakte defect een week nadat de garantie verlopen was.
- Maria's wasmachine ging kapot een week nadat de garantie vervallen was.

Tom kümmerte sich um Marias Katzen, während diese in Boston war.

- Tom zorgde voor Mary's katten toen ze in Boston was.
- Tom zorgde voor Mary haar katten toen ze in Boston was.

- Conchita hatte ein schlechtes Gewissen, weil sie Toms und Marias Beziehung zerstört hatte.
- Conchita fühlte sich schuldig, weil sie Toms und Marias Beziehung zunichte gemacht hatte.

Conchita voelde zich schuldig dat ze Toms en Mary's relatie had verpest.

Conchita hatte ein schlechtes Gewissen, weil sie Toms und Marias Beziehung zerstört hatte.

Conchita voelde zich schuldig dat ze Toms en Mary's relatie had verpest.

In Marias Fieberträumen fochten furchtlose Finnen gegen fiktive Feinde und imaginäre falsche Freunde.

In Maria's koortsdromen vochten onverschrokken Finnen tegen fictieve vijanden en imaginaire valse vrienden.

- Tom gab Maria einen Handkuss.
- Tom küsste Maria die Hand.
- Tom küsste Marias Hand.

Tom kuste Mary’s hand.

Wenn Tom nicht so verunsichert gewesen wäre, hätte er Marias Liebe vielleicht annehmen können.

Indien Tom niet zo onzeker was geweest, zou hij waarschijnlijk Mary's liefde hebben aanvaard.

Als Tom an Marias Haus vorbeifuhr, fiel ihm auf, dass das Licht noch an war.

Toen Tom langs het huis van Maria reed, viel hem op dat het licht nog aan was.

- Tom vermochte nicht alle von Marys Fragen zu beantworten.
- Tom konnte nicht alle Fragen Marias beantworten.

Tom kon niet al Mary's vragen beantwoorden.

- Marias wies Tom zurecht.
- Maria erteilte Tom eine Lektion.
- Maria hat Tom eine Lektion erteilt.
- Maria hat Tom zurechtgewiesen.

- Maria gaf Tom een lesje.
- Maria spelde Tom de les.