Examples of using "Sport" in a sentence and their dutch translations:
Ik hou van sport.
Hou je van sport?
Ik doe aan sport.
Ik hou van sport.
Doet u aan sport?
Sport is moord.
Sport betekent gezondheid.
- Sport interesseert me niet.
- Ik geef niet om sport.
Voetbal is een sport.
- Ik geef niet om sport.
- Ik heb het niet zo met sport.
Ik vind sporten leuk.
Sport kent geen grenzen.
Doet ge graag aan sport?
Ik hou van muziek en sport.
Sporten is goed voor je lichamelijke conditie.
- Sommige mensen houden van sport, andere niet.
- Sommige mensen houden van sport, anderen niet.
Tom interesseert zich erg voor sport.
Ik hou meer van muziek dan van sport.
Sport interesseert me niet.
Welk type sport vind je leuk?
Het handbal is een mooie, maar moeilijke sport.
- Voetbal is de meest populaire sport in Brazilië.
- Voetbal is de populairste sport in Brazilië.
Hij haat sport.
Sommige mensen houden van sport, andere niet.
Hij houdt niet van sport, en ik ook niet.
Ik sport iedere dag een uur.
Ik ga om elf uur sporten.
ik maak je wakker met de harde sport van Hilda. "
Doet gij aan sport?
Het is erg belangrijk om dagelijks te sporten.
Hij houdt niet van sport, en ik ook niet.
Hij houdt niet alleen van muziek maar ook van sport.
Wat sport betreft is John erg goed.
Mijn favoriete sport is voetbal.
Ik ben slecht in sport.
Omdat ik voor het eerst sinds lange tijd weer heb gesport, ben ik echt helemaal uitgeput.
- Mijn nieuws is niet belangrijk voor diegenen, die zich niet interesseren voor sport.
- Mijn nieuws is niet belangrijk voor wie zich niet voor sport interesseeert.