1. Home
  2. Translation in context
  3. German-Dutch
  4. Studiert

Translation of "Studiert" in Dutch

0.018 sec.

Examples of using "Studiert" in a sentence and their dutch translations:

Studiert!

Studeer!

- Studiert!
- Studiere!

Studeer!

- Wo haben Sie studiert?
- Wo hast du studiert?
- Wo habt ihr studiert?

- Waar heb je gestudeerd?
- Waar studeerde je?

Er studiert Englisch, aber er studiert auch Deutsch.

Hij studeert Engels, maar hij studeert ook Duits.

- Hast du gestern studiert?
- Habt ihr gestern studiert?

Hebt ge gisteren gestudeerd?

Carol studiert Spanisch.

Carol studeert Spaans.

Sie studiert Mathematik.

Zij studeert wiskunde.

Sie studiert Englisch.

Ze studeert Engels.

Er studiert Chinesisch.

- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.

Er studiert Landwirtschaft.

Hij studeert landbouw.

Er studiert Computerlinguistik.

Hij studeert computationele taalkunde.

Er studiert Metaphysik.

Hij studeert metafysica.

Er studiert Jura.

Hij studeert rechten.

Er studiert Amerikanische Geschichte.

Hij studeert Amerikaanse geschiedenis.

Er studiert moderne Literatur.

Hij studeert hedendaagse literatuur.

Tom hat Französisch studiert.

Tom heeft Frans gestudeerd.

Er studiert auch Chinesisch.

Hij studeert ook Chinees.

Hast du gestern studiert?

Hebt ge gisteren gestudeerd?

Wann studiert Tom eigentlich?

Wanneer studeert Tom?

Was hast du studiert?

- Wat heb je gestudeerd?
- Wat studeerde je?

- Tom studiert.
- Tom lernt.

Tom studeert.

Wo hast du studiert?

- Waar heb je gestudeerd?
- Waar studeerde je?

Ich habe in Australien studiert.

- Ik heb in Australië gestudeerd.
- Ik studeerde in Australië.

Er studiert Geschichte an der Universität.

Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.

Er hat Jura in Harvard studiert.

Hij studeerde rechten aan Harvard.

- Er studiert gerade.
- Er lernt gerade.

- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.

- Er studiert Chinesisch.
- Er lernt Chinesisch.

- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.

Er hat in Deutschland Kunst studiert.

Hij studeerde kunst in Duitsland.

Ein voller Bauch studiert nicht gern.

Een volle buik studeert niet graag.

- Sie studiert Englisch.
- Sie lernt Englisch.

Ze studeert Engels.

Mein Sohn studiert auch im Ausland.

Mijn zoon studeert ook in het buitenland.

Als Hauptfach studiert er moderne Literatur.

Als hoofdvak studeert hij moderne litteratuur.

Tom studiert Philosophie an der Uni.

Tom studeert filosofie op de universiteit.

Man studiert Englisch auch in China.

In China leert men ook Engels.

Susan studiert im Hauptfach amerikanische Geschichte.

Susan studeert als hoofdvak Amerikaanse geschiedenis.

- Was studierst du?
- Was studiert ihr?

Wat studeer je?

Ich habe fünf Jahre lang Englisch studiert.

Ik heb vijf jaar Engels gestudeerd.

Ich habe Englisch, Französisch und Chinesisch studiert.

Ik heb Engels, Frans en Chinees gestudeerd.

Sie ist eine Studentin, die ernsthaft studiert.

Ze is een studente die serieus studeert.

Haben Sie schon einmal im Ausland studiert?

Heb je ooit in het buitenland gestudeerd?

Mein erwachsener Sohn studiert jetzt im Ausland.

Mijn volwassen zoon studeert nu in het buitenland.

Ein Freund von mir studiert im Ausland.

Een vriend van mij studeert in het buitenland.

Er hat fleißig studiert und die Prüfung bestanden.

Hij heeft hard geleerd en de toets gehaald.

- Er studiert auch Chinesisch.
- Er lernt auch Chinesisch.

- Hij studeert ook Chinees.
- Hij leert ook Chinees.

Am Abend habe ich die deutsche Sprache studiert.

's Avonds heb ik Duits gestudeerd.

- Studierst du Chemie?
- Studiert ihr Chemie?
- Studieren Sie Chemie?

Studeer je scheikunde?

- Wo studierst du?
- Wo studieren Sie?
- Wo studiert ihr?

Waar studeer je?

- Er lernt Tag und Nacht.
- Er studiert Tag und Nacht.

Hij leert dag en nacht.

- Er studiert die ganze Zeit.
- Er lernt die ganze Zeit.

Hij is altijd aan het leren.

Mein Freund Michael studiert Chemie an der Universität von Oxford.

- Mijn vriend Mike studeert chemie aan de universiteit van Oxford.
- Mijn vriend Mike studeert scheikunde aan de universiteit van Oxford.

- Er studiert Medizin.
- Er ist Medizinstudent.
- Er ist Student der Medizin.

- Hij is een geneeskundestudent.
- Hij is een medische student.

Ich habe sechs Monate lang in England studiert, als ich Student war.

Ik heb zes maanden in Engeland gestudeerd toen ik student was.

Wenn Sie Amerikaner sind, haben Sie wahrscheinlich diese Karte in der Schule studiert.

Als Amerikaan (of Europeaan, nvdv) heb je deze waarschijnlijk gezien op school.