Examples of using "Már" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben al klaar.
- Hebben jullie al gegeten?
- Heb je al gegeten?
Laat het maar.
Kom op!
We hebben elkaar eerder ontmoet.
Ik heb de afwas al gedaan.
Heb je ooit gerookt?
Oh! Serieus?
Ik heb dat al gedaan.
- Ik vind je niet meer leuk.
- Ik hou niet meer van je.
- Ik mag je niet langer.
- Ik mag jou niet meer.
- Ik vind je niet meer aardig.
- Echt?
- Echt waar?
- Echt!?
- Serieus!?
Ik heb al ontbeten.
Ik wil het niet meer.
Kijk maar hier!
Sa...aai.
Hebben we elkaar eerder ontmoet?
Het is al donker.
Ik heb al koffie gedronken.
Hij is al vertrokken.
Hebben jullie al gegeten?
- Heb je al geluncht?
- Hebt ge al middageten gehad?
- Hebt ge al gegeten deze middag?
- Heb je al gedineerd?
Heb je een beslissing genomen?
Ze hebben het al bewezen!
Ik heb al gegeten.
Zijn ze al gearriveerd?
Is hij al aangekomen?
- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?
Heeft u reeds ontbeten?
Het is al laat.
Ze is vijf jaar.
Ik heb het al gekocht.
We hebben al gegeten.
Het is nu voorbij.
Weeral?
Heb je al gegeten?
Ik ben al laat.
Je mag nu binnenkomen.
Ik heb al betaald.
Kom op!
Nou, kijk maar!
Ze is al getrouwd.
- Allez!
- Kom op!
- Kom!
- Vooruit!
- Het is al elf uur.
- Het is al 11 uur.
- Het is al zeven uur.
- Het is al 7 uur.
Nu is het genoeg!
- Kom nou zeg. Dit is niet grappig meer.
- Kom op, jongens. Dit is niet leuk meer.
- Heb je ooit oesters gegeten?
- Heeft u ooit oesters gegeten?
- Hebben jullie ooit oesters gegeten?
U weer?
Ik ben nu 30.
- Nu weet ik het weer.
- Ik herinner het me nu.
Ik hou niet meer van hem.
Heb jij al een ufo gezien?
- Ik heb mijn werk al af.
- Ik ben al klaar met mijn werk.
- Ik heb mijn werk al gedaan.
Op sommige plaatsen nemen ze de boel over.
Jij weer?
Ik woon hier al lang.
Ik woon niet meer in Boston.
Ik vertrouw niemand meer.
- Het is al elf uur.
- Het is al 11 uur.
is het te laat?
- Oh, kom op.
- Oh, komaan.
- Heb je haar al gebeld?
- Hebben jullie haar al gebeld?
Ze zijn er al.
Heb je ooit gehoord van Nessie?
Hij was al weg.
Ik heb al koffie gedronken.
Hij heeft al ja gezegd.
Waarom is het zo heet?
Ik herinner het me nu.
Nu begrijp ik het.
Hij is het waarschijnlijk al vergeten.
Heeft Lucy al getelefoneerd?
Heb je ooit bloed gedoneerd?
- Het is al tijd om naar huis te gaan.
- Het is reeds tijd om naar huis te gaan.
Heb je ooit wortelsap gedronken?
Heb je ooit een boom geplant?
- Heeft u al eens met een vliegtuig gereisd?
- Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
Ik heb me al verontschuldigd.
Laat me gewoon maar alleen!
Laat ons eerlijk zijn.
Het is al 11 uur.
- Ik vind je niet meer leuk.
- Ik hou niet meer van je.
- Ik mag je niet langer.
Tom is wakker.
Ik zou willen dat je wegging.
Kan ik niet gewoon weggaan?
Doe het maar gewoon.
Het is drie dagen geleden.
- Daar kun je naar fluiten!
- Dat kun je op je buik schrijven!
- Dat kun je vergeten!
- Vergeet het maar!
Ik heb al een vriendin.
Sterf nu!