Translation of "Nemici" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Nemici" in a sentence and their dutch translations:

- Non ho nemici.
- Io non ho nemici.

Ik heb geen vijanden.

Siamo nemici.

Wij zijn vijanden.

Non ho nemici.

Ik heb geen enkele vijand.

- Eravamo nemici.
- Noi eravamo nemici.
- Eravamo nemiche.
- Noi eravamo nemiche.

Wij waren vijanden.

- Sono nemici.
- Loro sono nemici.
- Sono nemiche.
- Loro sono nemiche.

Zij zijn vijanden.

Tom ha molti nemici.

Tom heeft veel vijanden.

L'America ha dei nemici.

Amerika heeft vijanden.

- La città fu bombardata da aerei nemici.
- La città è stata bombardata da aerei nemici.

De stad werd gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen.

- Ha molti nemici nel mondo della politica.
- Lui ha molti nemici nel mondo della politica.

Hij heeft veel vijanden in de politieke wereld.

Loro non sono nemici, ma amici.

Zij zijn geen vijanden, maar vrienden.

La città fu bombardata da aerei nemici.

De stad werd gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen.

Gli amici di oggi sono i nemici di domani.

Een vriend vandaag is morgen een vijand.

Perdona i tuoi nemici, ma non dimenticare i loro nomi.

Vergeef je vijanden, maar vergeet nooit hun namen.

Le antiche tribù credevano che indossarne il corno scacciasse i nemici.

Oude stammen geloofden dat hun hoorns vijanden weghielden.

La città ha subito il bombardamento da parte di aerei nemici.

De stad werd gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen.

Suchet tenne diligentemente a bada i nemici della Francia ... finché non arrivò la notizia della

Suchet hield de vijanden van Frankrijk plichtsgetrouw op afstand ... totdat er nieuws kwam over de

La Bibbia ci dice di amare i nostri vicini e anche di amare i nostri nemici; probabilmente perché generalmente sono le stesse persone.

De Bijbel draagt ons op om onze naasten én onze vijanden lief te hebben; waarschijnlijk omdat dat in het algemeen dezelfde personen zijn.