Examples of using "Smartphone" in a sentence and their dutch translations:
- Hebt ge een gsm?
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Heb je een mobiele telefoon?
Ik heb een smartphone voor mijn vrouw gekocht.
- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?
- Deze smartphone gebruikt een ARM-processor.
- Deze smartphone heeft een ARM-processor.
een perfecte keuze voor de smartphonegeneratie --
Ik heb een smartphone voor mijn vrouw gekocht.
Tom wil een nieuwe smartphone kopen.
We maken gebruik van smartphones, pda's en Roomba’s.
Smartphones zouden tien jaar geleden net sciencefiction zijn.
- Tom maakte een foto van het schoolbord met zijn smartphone.
- Tom maakte een foto van het bord met zijn telefoon.
wat de smartphone deed voor de sociale media.